Landbouwminister Femke Wiersma en vrijwel de voltallige Kamercommissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) waren maandag op werkbezoek bij agro-innovatiecentrum De Marke. Het was voor het eerst sinds haar aantreden dat ze gezamenlijk op werkbezoek gingen, vertelde ze.
De politici waren op De Marke op initiatief van commissie-vicevoorzitter Thom van Campen (VVD). Hij had de minister uitgenodigd om eens persoonlijk te komen kennismaken met het praktijkonderzoek dat plaatsvindt op De Marke en in de regio, omdat het zeer relevant is voor onder meer het stikstofdossier. Die handschoen pakte ze op. Sterker, ze betrok de uitnodiging op de hele Kamercommissie.
Sensorsystemen
Zodoende stond maandag een grote Haagse delegatie in de ligboxenstal van De Marke. De onderzoekers en praktijkmensen – De Marke is een melkveebedrijf met 80 koeien en 40 stuks jongvee en een melkproductie van 800 duizend kilo per jaar – gaven tekst en uitleg over hoe ze inzichten uit onderzoek vertaalden naar de bedrijfsvoering, en andersom. Ook vertelden ze de politici over de sensorsystemen die de stalemissies meten van ammoniak, methaan en CO2 – LVVN heeft De Marke aangewezen als nationale testlocatie stalemissies melkvee– en in hoeverre die een juridische basis bieden voor vergunningverlening.
Maar het meeste enthousiasme maakten de presentaties los over wat het zogenoemde Markemodel en de Achterhoekse aanpak van kringlooplandbouw kunnen betekenen voor doelsturing, ‘nu al het woord van het jaar’ zoals grappend werd gezegd. In deze regionale samenwerkingsverbanden zoeken agrariërs en andere belanghebbenden naar sturingsinstrumenten die het voor boeren lonend maken om hun integrale natuur- en milieudoelen te halen, op een manier die praktisch toepasbaar en bedrijfseconomisch interessant is – en zonder dat daar grote sommen subsidie voor nodig zijn.
Niet in de buidel tasten
Een van de denkrichtingen is om melkveehouders die bewezen voldoen aan de normen voor waterkwaliteit en ammoniakemissie onder bepaalde voorwaarden ruimte te geven om, in plaats van kunstmest, meer dierlijke mest te mogen gebruiken op grasland. Dat scheelt én afvoerkosten van de eigen mest – momenteel per bedrijf al gauw een kostenpost van tienduizenden euro’s per jaar – en de aanschafkosten van kunstmest. De overheid hoeft daarvoor dus niet in de buidel te tasten, terwijl het een agrariër aanzienlijk financieel voordeel oplevert.
Een voorbehoud: de juridische borging. Ook de Europese mestregels vormen nog een belemmering. Vorig jaar trok Europa de derogatie-uitzondering in, waardoor alle Nederlandse boeren nu moeten voldoen aan strengere regels. Maar omdat volgens het Achterhoekse idee de extra mestruimte alleen zou gelden voor boeren die al voldoen aan de normen voor waterkwaliteit en ammoniakemissie, zou de minister Brussel wellicht kunnen overtuigen om hier een uitzondering voor te maken, opperde Van Campen. De reden dat Brussel de derogatie introk is immers omdat de Nederlandse waterkwaliteit onder de maat bleef – maar die waterkwaliteit is precies wat dit idee ten goede komt.
Onmisbare rol
‘Inspirerend’, noemde minister Wiersma de Achterhoekse initiatieven. ‘Volgens mij hebben we vandaag heel veel dingen gezien die ik mee kan nemen om, in samenwerking met de Tweede Kamer, tot toekomstbestendige landbouw te komen.’ Ze prees de rol van De Marke als experimenteerlocatie. ‘Dat is in het hele palet van praktijk naar beleid gewoon onmisbaar.’
De waarde van De Marke hoefde WUR-bestuursvoorzitter Sjoukje Heimovaara – die een tas droeg met loeigroot DOE HET NIET erop – dus niet meer te benoemen. Ze lichtte toe dat WUR op meerdere plekken in Nederland dit soort locaties heeft waar onderzoekers samen met de praktijk oplossingen bedenken; toevallig bezocht de minister vorige week nog de Boerderij van de Toekomst in Lelystad. Maar, zo gaf ze de politici mee, de druk op locaties als deze is hoog.
Bezuinigingen
Kamerlid Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) haakte daarop in door Heimovaara te vragen naar de effecten van de bezuinigingen. Die betekenen een grote klap voor zowel het onderwijs als de ontwikkeling van nieuwe kennis, liet ze weten. ‘Aan de kant van het toegepaste onderzoek gaan de budgetten voor de kennisbasis – waar we de kennis opbouwen om de sector te kunnen bedienen – steeds verder omlaag, tot duidelijk onder de kennisbasis van onze buren. Maar het geld voor de voedingsbodem waaruit we nieuwe ideeën kunnen putten, het nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek, gaat nog harder omlaag. Dus het is absoluut, dank u voor de vraag, een hele grote zorg.’