Het huidige agrarisch natuurbeheer is geen duurzame oplossing voor de slinkende aantallen vogels op de Nederlandse weides en akkers. Het zorgt op zijn best voor een minder snelle afname van de aantallen vogels. Dat laat onderzoek van WUR en SOVON zien.
In het rapport zetten hoofdauteur Tim Visser en zijn collega’s op een rijtje wat de ecologische effecten zijn van het huidige subsidiestelstel voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Dat stelsel werd in 2016 van kracht. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de akker- weidevogels. De stand daarvan gaat al decennialang hard achteruit.
Boeren proberen daar op vrijwillige basis – maar tegen betaling – iets aan te doen. Door bijvoorbeeld later te maaien, bloemrijke akkerranden aan te leggen of het grondwaterpeil te verhogen. Dat helpt ook wel, blijkt uit de studie van Visser. Maar het is lang niet genoeg. ‘De uitkomst heeft twee gezichten. Het is zowel confronterend als hoopgevend. In onbeheerd gebied neemt het aantal vogels drie keer sneller af dan in beheerd gebied. Als we op de huidige voet doorgaan, is dus het hoogst haalbare resultaat dat we de afname afremmen. Dat is geen duurzame oplossing.’
En het positieve nieuws?
‘Hoopgevend is dat we de trend wel om kunnen buigen. Het goede nieuws is dat er een positieve relatie is tussen de hoeveelheid agrarisch natuurbeheer en de trends van broedvogels in een gebied. Dit is het meest concrete bewijs dat agrarisch natuurbeheer de neerwaartse trend kan keren.’
Slechts 2,5 procent van het agrarisch areaal wordt ‘ zwaar’ beheerd. Is dat een druppel op een gloeiende plaat?
‘Het is irrealistisch om te verwachten dat je met zo weinig natuurlijk beheerd landbouwgebied de landelijke trends van vogelpopulaties kunt beïnvloeden. Lokaal zijn collectieven van boeren op een aantal plekken succesvol om de neerwaartse trend van broedvogels te keren. Dat aantal is alleen nog te beperkt om op landelijke schaal de trends om te buigen. De invloed van die lokale successen op de landelijke trend is te klein.’
En het maakt uit waar die beheerde gebieden zijn?
‘Ja. Onze uitkomst toont aan dat clustering van gebieden belangrijk is. Daar waar clusters van beheerd gebied zijn, lukt het om de lokale trends van akker- en weidevogels te stabiliseren of opwaarts om te buigen. De grootste uitdaging is om van lokaal afremmen naar nationaal behoud te komen.’
Hoe groot moet zo’n lokaal gebied zijn?
‘Een cruciaal onderdeel van het onderzoek is dat we een relatie hebben gevonden tussen het aandeel natuurlijk beheerd landbouwgebied en de trend van een populatie vogels. Voor weidevogels moet een gebied van om en nabij de 62 hectare voor minimaal de helft zwaar worden beheerd om een goede kans te maken op herstel. Je moet dus op robuuste schaal impactvol beheer inzetten.’
Als we meer van de boer gaan vragen, moet de overheid inspringen om dit haalbaar te maken
Tim Visser, Wageningen Environmental Research
‘Voor weidevogels weten we redelijk goed welk beheer daarvoor nodig is. De grote opgave is dat mogelijk te maken zonder tegen de economische grenzen van de boer aan te lopen. Als we meer van de boer gaan vragen, moet de overheid inspringen om dit haalbaar te maken.’
Hoeveel agrarisch natuurbeheer is op landelijke schaal nodig om het tij te keren?
‘Daar kan ik geen uitspraak over doen, maar het zal veel meer moeten zijn dan nu. De afname van de vogelstand in gebied zonder agrarisch natuurbeheer gaat hard. Die afname moet je compenseren in de beheerde gebieden. Je zult ook keuzes moeten maken. Ga je in een beperkt aantal gebieden heel fors inzetten op herstel en groei, of in een groot aantal gebieden net genoeg om een stabiele populatie overeind te houden. Het kabinet gaat 500 miljoen euro extra steken in agrarisch natuurbeheer. Op grond van ons onderzoek zou mijn advies zijn: zet in op clustering van zwaar beheer in plaats van verspreiding als hagelslag over het hele land.’
Kan agrarisch natuurbeheer wel de doorslag geven?
‘Ik ben positief over het feit dat er, met name voor weidevogels, een positieve relatie is tussen agrarisch natuurbeheer en populatiegroei. Maar we zijn er nog lang niet. Het is zorgwekkend dat de landelijke afname van soorten nog steeds doordendert. Er is echt flink wat nodig om het in rap tempo om te draaien. Voor grutto’s wordt inmiddels aan een aanpak gewerkt om grote en robuuste gebieden te realiseren. Voor akkervogels zou een vergelijkbaar plan moeten komen, want die afnames gaan nog steeds heel hard.’