Net als de politiek (zie kader) streeft ook WUR naar een toekomst met zo min mogelijk dierproeven. Vijf studenten gingen als ACT-opdracht op zoek naar (proef)diervrije alternatieven voor de Wageningse dierpractica in het onderwijs. ‘Je moet er anders naar kijken om het over een andere boeg te kunnen gooien.’
Dierproeven voor onderwijsdoeleinden stellen niet veel voor op het Wageningse totaal: ongeveer 1 procent. Maar elke dierproef waarbij het leerdoel ook zonder de inzet van een dier bereikt zou kunnen worden, is er eentje te veel. En technologische alternatieven voor dierproeven zijn de laatste jaren sterk in opkomst. De missie van de studenten was om bloot te leggen of, waar en hoe er geschikte alternatieven zijn voor gebruik van dieren en dierderivaten in Wageningse practica.
Met die vraag gingen vijf studenten in het kader van het mastervak Academic Consultancy Training (ACT) op onderzoek uit. Ze doken daarvoor de literatuur in en namen interviews af met onder anderen dierpractica-docenten en de oud-directeur van proefdierfaciliteit Carus. Via de studiegids brachten ze de omvang van het fenomeen in kaart. Zwaan Pijnenburg, masterstudent Biologie: ‘Het aantal dierproeven voor onderwijs is niet zo groot in Wageningen. Maar als je breder kijkt en ook de practica meetelt waarbij andere dieren of dierlijk materiaal wordt ingezet, dan kom je al gauw op minimaal 40 tot 60 vakken.’
Docenten gaan niet lichtvoetig om met de inzet van dieren, benadrukken de studenten. Sabine Bastiaans, masterstudent Voeding en gezondheid: ‘Docenten denken heel goed na over hoe ze hun vakken en practica kunnen vormgeven met zo min mogelijk impact op proefdieren. Sommige docenten zijn overgestapt op gebruik van slachthuismateriaal, bijvoorbeeld bij onderwijs over de reproductie van varkens. Een andere docent verving het vinknipje bij zebravisjes door een minder invasief huidswabje om dna te verzamelen om daarmee te leren sequencen. En zo zijn er meer voorbeelden.’
Vier studenten, één kip
Bij alternatieven voor dierproeven gaat het tegenwoordig al gauw over hi-tech oplossingen, zoals 3D-bioprinten, organs-on-a-chip, of digital twins. Voor de onderwijspractica valt daar op korte termijn niet veel heil van te verwachten, denken de ACT’ers: de oplossingen zijn nog te duur en te complex. Maar WUR zou er de studenten wel meer over kunnen leren. Pijnenburg: ‘Doorgronden hoe je die technologieën kunt toepassen; wat data en modellen zeggen over het ‘echte’ dier is belangrijke kennis voor de nieuwe generatie die een proefdiervrije toekomst moet bewerkstelligen.’
Met relatief eenvoudige veranderingen valt al winst te behalen, benadrukken ze. Pijnenburg: ‘Laat bijvoorbeeld de docent de ‘echte’ dissectie voordoen, terwijl de studenten dat proces volgen via een plastinaat. Die zijn er in allerlei soorten en maten. Bij sommige kun je er, net als in het echt, zelfs iets uit halen of in stoppen. Voor veel leerdoeleinden is dat heel geschikt’.
Of zet meerdere studenten op één dier, suggereert Bastiaans. ‘In Gent, waar ik twee jaar diergeneeskunde heb gestudeerd, werkten we bij dissecties met vier studenten aan één kip – dat ging prima. WUR heeft relatief veel dierpractica met biggetjes*, waarbij vaak wordt gewerkt met één big per twee studenten. Maak daar vier van, dan is al de helft minder dieren nodig’, rekent ze voor.
Video
Weliswaar staan de geïnterviewde docenten positief tegenover de overstap naar alternatieven, toch achten ze het nog niet haalbaar om er helemaal afscheid van te nemen, vertelt Bastiaans. ‘Ze stellen dat onderwijs er minder goed of leuk door wordt.’ De studenten zelf zijn optimistischer over de haalbaarheid van dier(proef)vrij onderwijs. Bastiaans: ‘Van veel practica is de huidige opzet in de loop der jaren ontstaan. Je moet er anders naar kijken om het echt over een andere boeg te kunnen gooien. Denk vanuit het leerdoel: hoe kunnen we dat bereiken zonder dat er dieren voor nodig zijn?’ Voor de betreffende leerdoelen hoef je niet altijd het lab in, vinden ze. Soms volstaat ook gewoon een filmpje. ‘Docenten zijn daar huiverig voor, omdat video na corona de naam heeft gekregen saai te zijn. Maar dat was tijdens de lockdowns, toen iedereen thuis hele dagen naar het scherm zat te staren. Toon een video in de collegezaal en koppel er een leuke kennisquiz aan, dan let iedereen geheid goed op’, vindt Pijnenburg. Of wat ook prima werkt, volgens Bastiaans: laat studenten zélf een video maken. ‘Voor het vak Molecular regulation of health and disease moest ik ooit een stopmotion filmpje maken over een pathway van een enzym in de lever. Vooraf dacht ik: wat leer ik daar nou van? Maar ik heb nog nooit zo snel en zo goed iets leren doorgronden als toen.’
* Het betreft doodgeboren biggen die WUR betrekt van een varkenshouder; ze worden niet gedood voor de practica (en zijn juridisch gezien geen proefdieren).
De ACT-opdracht werd uitgevoerd door Sabine Bastiaans (Nutrition and Health), Ruth Maguinness [Animal Science], Nathalie Mendez [Nutrition and Health], Zwaan Pijnenburg [Biology] en Ilse Schleijpen [Animal Science]. Hun opdrachtgever: Ali Youssef, docent bij Adaptatiefysiologie die veel pioniert met nieuwe technologieën die bepaalde dierproeven op termijn overbodig kunnen maken, zoals sensoring en digital twins.
Over dierproeven en proefdieren
De Wet op dierproeven betreft onderzoek met gewervelde dieren (uitgezonderd mensachtigen; proeven met deze hominidae* zijn verboden) en inktvissen. Proeven met insecten zijn juridisch gezien geen dierproef. Van een dierproef is sprake als het onderzoek gepaard gaat met enige mate van ongerief voor het dier. Onderzoek naar weefsels of organen van dieren die er specifiek voor worden gedood, gelden ook als dierproef. Datzelfde onderzoek met (materiaal van) dieren die sterven door een andere oorzaak (zoals slacht) is juridisch gezien geen dierproef.
*Chimpansee, bonobo, orang-oetan en gorilla.
Ook politiek wil minder dierproeven
De Tweede Kamer wil dat Nederland voorop gaat in de vermindering van het aantal dierproeven en de ontwikkeling van proefdiervrije alternatieven. Vrijwel alle fracties steunden hiertoe vorige week een motie van de Partij voor de Dieren. WUR doet al een paar jaar intensief onderzoek naar oplossingen voor een proefdiervrije toekomst; het is een van de pijlers onder het prestigieuze onderzoeksprogramma Next Level Animal Sciences.
De meest recente cijfers over Wageningse dierproeven zijn over 2023; het jaarverslag 2024 is nog niet uit. WUR deed toen in totaal 56.363 dierproeven, ruim 20 procent minder dan het jaar ervoor. Het grootste deel (73 procent) betrof proeven met vissen, met als doel bestandsmonitoring en migratieonderzoek. Het proefdierdossier op WUR.nl bevat meer cijfers en achtergronden over dierproeven en proefdieren.