Van literatuuronderzoek doen tot scripties schrijven: generatieve AI-tools zoals ChatGPT voeren steeds geavanceerdere taken uit. Toch is het voor veel studenten en docenten onduidelijk hoe en waarvoor ze kunstmatige intelligentie mogen inzetten. Om duidelijkheid te scheppen, werkt Education and Student Affairs aan een plan.
‘Er is een nieuwe AI-tool: Deep research van OpenAI. Die geef je een opdracht, zoals ‘schrijf een bachelorscriptie over dit onderwerp’. Vervolgens stelt de tool je een paar vragen en in no time schrijft-ie een scriptie; voor sommige onderzoeksvelden zelfs een schrikbarend goede.’
Tijmen Kerstens uit de werkgroep AI in Education van het Teaching and Learning Centre adviseert docenten over AI en onderwijs. ‘Deep research werkt nog niet perfect, maar studenten kunnen een groot deel van het schrijf- en denkwerk uitbesteden.
Veel docenten zien AI als een papegaai die zelf niks nieuws kan genereren; van dat idee moeten ze echt af
Met de groeiende diversiteit aan AI-tools wordt het ook steeds moeilijker te achterhalen of een tekst door een mens is geschreven. Dat zet toetsingsvormen zoals essays, literatuurstudies en bachelorscripties onder druk.’ Kerstens adviseert docenten om opdrachten zo aan te passen dat het gebruik van kunstmatige intelligentie óf een meerwaarde heeft, óf juist geen nut heeft. Ook leerdoelen moeten herzien worden: ‘Als een leerdoel gebaseerd is op een vaardigheid die AI volledig kan overnemen, moet je evalueren of dat nog relevant is.’
Is het schrijven van een essay op zichzelf nog een belangrijke vaardigheid in een wereld met generatieve AI? Dat vraagt Nelleke Lafeber, beleidsadviseur onderwijs bij Education and Student Affairs (ESA) zich af. Binnen ESA werkt zij aan een plan voor kunstmatige intelligentie en onderwijs.
Dat plan, met als werktitel AI in Education: Towards an Integrated Approach, gaat over die door Kerstens genoemde leerdoelen en toetsing, maar ook over duidelijke richtlijnen, ondersteuning en professionalisering van docenten en over welke it-faciliteiten nodig zijn, zoals toegang tot betaalde versies van AI-tools. ‘Het doel van het plan is tweeledig’, zegt Lafeber. ‘We willen studenten opleiden met de juiste kennis en vaardigheden voor het toekomstige werkveld. En we willen het onderwijs zo inrichten dat AI-tools een toegevoegde waarde hebben, zodat het onderwijs er beter van wordt.’
Geen papegaai
Uit recent enquête-onderzoek van Omid Noroozi (Onderwijs- en Leerwetenschappen) naar het gebruik en de perceptie van generatieve AI binnen WUR, blijkt dat veel studenten en docenten niet weten wat wel en niet is toegestaan met kunstmatige intelligentie in het onderwijs. Noroozi was door de uitslag verrast. ‘Volgens mij is het institutionele beleid duidelijk: de docent beslist. Zelf deel ik aan het begin van een vak instructies uit voor het gebruik van gen-AI. Daarin zet ik ook hoe studenten het op een manier kunnen inzetten die de leereffecten maximaliseert.’
Nog niet alle docenten scheppen die duidelijkheid; ze weten niet dat ze dat moeten doen, of ze hebben er simpelweg de kennis en de tijd niet voor. Kerstens: ‘En er zijn nog veel docenten die denken: het zal mijn tijd wel duren. Of die AI als een papegaai zien die zelf niks nieuws kan genereren. Van dat idee moeten ze echt af. Deze techniek is zeer disruptief. Vergelijk het met de introductie van het internet en wat dat aan vernieuwingen heeft gebracht.’
Volgens Nozoori zou het een goed idee zijn om gestandaardiseerde workshops over kunstmatige intelligentie aan docenten aan te bieden: ‘Daarnaast moet er een platform komen waar docenten van elkaar kunnen leren wat wel en niet werkt. Gen-AI is altijd in ontwikkeling, dus we moeten continu met elkaar bespreken hoe we het in onderwijs inzetten.’
Het Teaching and Learning Center geeft sinds januari wekelijks gen-AI-workshops aan scriptiestudenten. Kerstens: ‘Eigenlijk valt dit buiten onze verantwoordelijkheden: wij zijn er om docenten te ondersteunen. Maar omdat docenten er vaak niet aan toekomen om dit goed op te pakken, bieden wij het tijdelijk aan. Tot nu toe hebben 263 studenten vrijwillig deelgenomen. Zodra AI-skills beter in de reguliere vakken zijn geïntegreerd, zullen we de workshop steeds minder aanbieden.’
Grijs gebied
Een jaar geleden was Kerstens voorzitter van een conferentie die draaide om de vraag hoe het hoger onderwijs om moet gaan met generatieve AI. Hoewel er een jaar later nog veel onduidelijkheid is bij studenten en docenten, zijn er wel degelijk stappen gezet, ziet hij. ‘Er is nu beleid: ‘de docent beslist’. Maar dat moet dus wel beter gecommuniceerd worden naar studenten en docenten. En verder uitgewerkt, door vragen te beantwoorden zoals ‘Moet AI-gebruik voor spelling en grammatica worden gedocumenteerd?’ en ‘Moet WUR een lijst met toegestane AI-tools hanteren?’
Ook Lafeber wil vaart maken met uitgebreider AI-beleid. ‘Maar we moeten ook flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen. Het beleid moet niet in beton zijn gegoten.’
Daarnaast pleiten Kerstens en Lafeber voor een duidelijke visie van het universiteitsbestuur over de rol van AI in bredere zin binnen WUR. ‘We zien mooie initiatieven van experimenterende docenten en studenten’, zegt Lafeber. ‘Nu is het tijd om duidelijk te maken hoe WUR als instituut tegenover deze ontwikkeling staat. Wat is verantwoord AI-gebruik? Hoe benutten we de kansen die kunstmatige intelligentie biedt? Er is een groot grijs gebied, dat moeten we meer inkleuren. Door helderheid te creëren, ontstaat de ruimte om de mogelijkheden van AI goed te benutten.’
Het ESA-plan AI in education: Toward an integrated approachmoet in de loop van het voorjaar af zijn. Ondertussen kunnen studenten en docenten AI-supportpagina’s raadplegen voor informatie over betrouwbare tools, handleidingen en veiligheidsaspecten.