‘Meer invloed hoogleraren op beleid’

Vertrekkend Dean of Research Wouter Hendriks constateert een bestuurlijk tekort bij WUR.
Wouter Hendriks op het podium tijdens de Dies. Dean of Research Wouter Hendriks tijdens de afgelopen Dies Natalis op 7 maart. Foto Guy Ackermans

Eigenlijk had hij nog wel even door willen gaan om het door hem ingezette werk af te maken. Maar na twee periodes van drie jaar zit-ie aan zijn maximale termijn en komt er een nieuwe verantwoordelijke voor het promotietraject binnen WUR, die tevens voorzitter is van het Wageningen Graduate Schools-overleg.
Toen Hendriks, leerstoelhouder Diervoeding, in 2019 begon, was er weinig structuur. ‘Richard Visser, mijn voorganger, raadde het me om die reden zelfs af om eraan te beginnen. Er was weinig back-up en geen secretaris die van de hoed en de rand wist. De medewerkers en de budgetten zaten bovendien verspreid over verschillende afdelingen.’ Dat is inmiddels, mede door de aanbevelingen van Visser, veranderd. Hendriks beschikt over een secretaris en een staf, die is gehuisvest in het Doctoral Service Center in Atlas.

Wat stond jou zes jaar geleden voor ogen om te veranderen?
‘Mijn ideaal was en is om de kwaliteit en efficiëntie van het onderzoek te verbeteren. Dat begint in mijn ogen bij onze PhD-opleiding. Als docent word je voortdurend beoordeeld op je onderwijskundige kwaliteiten, maar voor de begeleiding van promovendi bestaat zoiets niet. Het oude PhD-registratiesysteem stond bij mijn aanstelling op omvallen en moest daarom dringend worden vervangen. Het nieuwe registratiesysteem Hora Finita begint data te leveren.’

Zoals?
‘Het aantal promovendi per promotor bijvoorbeeld. Ik heb zo’n lijstje twee jaar geleden aan de directies van de onderzoeksscholen en kenniseenheden laten zien. Vooraf vroeg ik aan hen wat zij acceptabel achtten voor een goede begeleiding. Rond de tien promovendi, dacht men. Ze sloegen steil achterover. De topper had er 49. In de top vijf waren er vier van dezelfde onderzoekschool. Let wel, ik zeg niet dat dit goed of fout is. Maar die info is nu beschikbaar.’

Zijn er inmiddels PhD-evaluaties, zoals er vakevaluaties zijn voor docenten?
‘Nee, maar het zit in de pijplijn. In de nabije toekomst kan Hora Finita data leveren over het aantal promoties, de duur van een traject, de kwaliteit van de thesis in de zin van het eindoordeel van de promotiecommissie en het aantal onderzoekshoofdstukken. Binnenkort gaan de R&O-gesprekken voor promovendi hopelijk via Hora Finita lopen. Ik zou ook graag een exit-vragenlijst invoeren, overeenkomstig met een docentenbeoordeling bij mastervakken. Niet om begeleiders daarop af te rekenen, maar om de vinger aan de pols te houden en de kwaliteit van de begeleiding te borgen.’

Het aantal promovendi is in jouw tijd gestegen van 300 naar bijna 400 per jaar. Staat die groei de kwaliteit niet in de weg?
‘Dat denk ik niet. Het aantal begeleiders met promotierecht is meegegroeid. Er zijn door tenure track meer persoonlijk hoogleraren bijgekomen. De time to graduation, de gemiddelde duur van het promotietraject, is niet veranderd.’

Het aantal cum laudes verdubbelde naar 7 procent (21 stuks) afgelopen jaar. Dat is meer dan de landelijke 5 procent. Duidt dat op meer kwaliteit?
‘Nee. Misschien zijn we wel zo goed dat het er nog veel meer moeten zijn. Of juist minder. De criteria die je aanlegt, bepalen uiteindelijk hoeveel je er krijgt. Ik denk dat het aantal is gestegen doordat de promotoren de procedure, die we iets hebben aangepast, beter door krijgen. Het spel dus beter spelen. In mijn laatste vergadering met het College voor Promoties ga ik de cijfers voorleggen. Met daarbij de vraag of deze trend wenselijk is of niet.’  

De organisatie is nog steeds niet zover dat we onderzoek beter op elkaar afstemmen. Daar zit nog veel potentie

Hendriks zag onlangs de eerste EngD – engeneering doctorate – afstuderen. Op die mijlpaal voor WUR is hij trots. WUR was de enige technische universiteit die dit verkorte promotietraject nog niet in huis had. ‘Samen met Claudius van de Vijver (hoofd PhD-programma van Graduate School PE&RC), Pieter Munster (beleidsmedewerker Corporate Strategy & Accounts) en anderen heb ik dat vooruit geduwd. Om dan die eerste verdediging mee te maken, daar ben ik trots op. Net zoals ik ook trots ben op ons werk in coronatijd. Wij hadden de eerste volledige online promotie in Nederland.’
Tegenover die successen staan ook zaken die niet uit de verf zijn gekomen. In de vacaturetekst stond dat De Dean of Research een coördinerende rol heeft bij het universitaire onderzoek en dat van de instituten. Dat is volgens Hendriks niet uit de verf gekomen. ‘De organisatie is nog steeds niet zover dat we dat beter op elkaar afstemmen. Daar zit nog veel potentie.’

Binnen de kenniseenheden (sciencegroepen) wordt toch wel samengewerkt?
‘De directeur van een kenniseenheid heeft WU en WR onder zich. Bij de instituten heeft de directeur veel beslissingsmacht, maar bij de leerstoelgroepen en het onderwijs veel minder. De hoogleraren zijn verantwoordelijk voor hun eigen budget. Besluiten over onderzoek worden vaak in splendid isolation genomen. Dat kost WUR geld. In het kader van de bezuinigingen ben ik bezig met een voorstel. Schakel PhD’ers en EngD’s, waar dat kan, in voor WR-projecten. Dat levert bij WR een kleinere vaste staf op, met daaromheen een flexibele schil van PhD’ers en EngD’s. Aan het einde van die opleidingen wacht bovendien een bonus. Tien promovendi per jaar moet mogelijk zijn.’

Heeft de Dean of Research geen invloed op het onderzoek bij WUR?
‘Invloed wel, maar zeggenschap niet.’ En daar komt Hendriks bij wat hij een bestuurlijk tekort noemt. Hoogleraren zijn volgens hem bij WUR te weinig betrokken bij strategische beslissingen op het gebied van onderzoek. ‘De Graduate Schools, bestaande uit de hoogleraren en hun staf, hebben geen officiële rechte lijn naar de raad van bestuur en de rector. Die scholen bestrijken de hele universiteit, maar zitten niet aan tafel bij het bestuurlijk topoverleg in de ABCDE-groep.’

Wat is de ABCDE-groep?
‘Dat zijn de raad van bestuur, de directeuren van de Kenniseenheden, de directeuren bedrijfsvoering, corporate staf en de onderzoeks- en onderwijsdecaan. In totaal zo’n 24 mensen, waarvan er maar drie hoogleraar zijn: de beide decanen en de rector. Die andere 21 hebben minder directe kennis van onderzoek of onderwijs. Daar zit een disbalans. De directeur van de Kenniseenheid zit er formeel ook namens de leerstoelgroepen; maar heeft-ie daar voldoende kennis over? Ik heb het een aantal keren aangekaart: haal de Graduate Schools erbij. Zij hebben ervaring met de werkvloer van onderwijs en onderzoek. Wageningen heeft veel lagen in de organisatie. We moeten eens goed kijken of dat in de toekomst nog werkt. Ook met het oog op de bezuinigingen.’

En nu weer fulltime het onderzoek in?
‘Ja. Ik ben 59 en ik heb nog een paar ideeën die ik wil realiseren.’

Zoals?
Ik wil weer terug naar mijn eerste liefde: het kattenonderzoek. Specifiek, het onderzoek naar felinine. Dat is het aminozuur in de urine van katten dat verantwoordelijk is voor die typische katergeur. Ik wil het enzym isoleren dat die stof maakt en de genen die daarbij betrokken zijn. Het uiteindelijke doel is om te kijken of sabeltandtijgers die stof ook al uitscheidden. Die dieren zijn 30.000 jaar geleden uitgestorven, maar genetisch materiaal uit tanden en botten is er nog wel. Gebruikten zij die territoriale merkstoffen ook al? Dat wil ik graag weten.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.