Een passie voor planten en voor onderwijs; altijd ‘above and beyond’ gaan voor studenten. Onder meer die redenen noemde de jury om Hannie van der Honing te verkiezen tot docent van het jaar. Wat schuilt er achter die woorden, wie is Van der Honing en hoe ziet ze zelf haar docentschap? Een nadere kennismaking in tien trefwoorden.
Wortels bij WUR
‘Ik heb zelf ook in Wageningen gestudeerd. Aanvankelijk Bos- en Natuurbeheer, maar na een jaar ben ik geswitcht naar Biologie. Ik besloot dat een jaar te proberen, waarbij ik wel zou zien hoe het zou lopen. In dat jaar ben ik compleet gefascineerd geraakt door planten. Dat is grotendeels te danken aan de docenten die ik toen had: Wim Braakhekke en André van Lammeren, die ik later ben opgevolgd. Met André heb ik in mijn eerste jaar als WUR-docent vrijwel alles samen gedaan. Later gaf ik zelfstandig de practica en colleges, en zat hij erbij om te observeren. Het was een fantastische manier om het vak als universitair docent onder de knie te krijgen. En hij springt nog steeds bij met de grote plantvakken, ook al is hij inmiddels al bijna tien jaar met pensioen.’
Passie voor planten
‘Ik ben echt een plantenliefhebber, vooral vanwege hun trucjes om te kunnen overleven op de plek waar ze staan – planten kunnen zich immers slecht verplaatsen. Vooral vleesetende planten vind ik fantastisch. Die groeien doorgaans op voedselarme bodems en moeten hun nutriënten dus uit andere bronnen zien te halen. Planten zoals de venus vliegenval halen voedingsstoffen uit de insecten die ze vangen.’
Ik ben echt een plantenliefhebber
‘Van de bekerplant nepenthes zijn in Borneo onlangs beelden gemaakt waarop te zien is dat boomspitsmuizen de beker gebruiken als een soort toilet: terwijl ze de vloeistof oplikken die de plant produceert, poepen ze in de bekers. Op die manier regelt de plant toevoer van nutriënten. Zo vernuftig!’
Persoonlijk contact
‘Als student vond ik het persoonlijke contact in Wageningen heel erg fijn. Met het docententeam proberen we die persoonlijke benadering vast te houden, ook al zijn de studentenaantallen nu veel hoger: voor Celbiologie hebben we bijvoorbeeld ruim 550 studenten. Met die studentaantallen lukt het me niet meer om ieders naam te kennen, maar ik probeer het altijd wel.’
‘Met de studenten uit de practica en tutorlessen gaat dat makkelijker. Daarbij werken we in veel kleinere groepjes, met zo’n twaalf personen. Die studenten ken ik allemaal bij naam en zou ik wel herkennen als ik ze later nog eens tegenkom. (Lachend): Zeker de studenten die goede vragen stellen, blijven me meestal wel bij. Dat geldt overigens ook voor degenen die vaak te laat zijn.’
Liefde voor lesgeven
‘Van lesgeven houd ik al sinds het derde of vierde jaar van mijn studie. We kregen toen een vak dat ‘mondeling presenteren’ heette en dat vond ik zo leuk, dat ik daarna de toenmalige variant van de minor educatie heb gevolgd. Wat ik vooral mooi vind aan lesgeven, is het moment waarop je het kwartje ziet vallen. Dat je in een practicumzaal of tutorles bijna letterlijk ziet gebeuren dat iemand ineens iets snapt wat daarvoor niet duidelijk was. Het voelt als een hele nuttige bezigheid om als docent te kunnen helpen bij dat proces. Onderzoek doen voelde ook wel nuttig – ik deed eerder een PhD in hetzelfde lab als waar ik nu werk (het Laboratorium voor Cel- en Ontwikkelingsbiologie, red.) – maar dat vond ik soms best eenzaam.’
Terug op het nest
‘Toen ik in 2012 promoveerde, had ik al gevraagd of ik als docent bij WUR kon blijven, wetende dat André binnen een paar jaar met pensioen zou gaan. Maar dat kon niet, want destijds moest iedereen die lesgaf bij WUR ook onderzoek doen – en dat wilde ik niet. Ik ben toen de lerarenopleiding gaan doen en heb een tijdje lesgegeven op middelbare scholen. Totdat de HAN, de University of Applied Sciences in Nijmegen, een vacature had voor zo’n beetje mijn droombaan: docent Moleculaire Plantenbiologie bij de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Ik had het erg naar mijn zin bij de HAN en had er misschien nog steeds gewerkt als WUR me in 2014 niet had benaderd: er kwam toch een docentfunctie ter vervanging van André, of ik wilde solliciteren. Alles viel toen op z’n plek, ook omdat mijn man en ik Wageningen heel erg misten na onze verhuizing. Ik had het me eerder nooit zo gerealiseerd, maar hier voel ik me echt thuis.’
Aanstekelijk enthousiasme
‘We hebben een heel enthousiast docententeam. Als ik met mijn collega’s Otto, Tijs en Peter in de practicumzaal sta, is het bijna een feestje. Dat horen we ook van studenten: ‘jullie enthousiasme is aanstekelijk’ of ‘ik wist niet dat planten zo leuk waren’. In de Botanische Tuinen in Utrecht, waar ik als vrijwilliger mensen rondleid, hoor ik dat ook vaak.’
Als ik met mijn collega’s in de practicumzaal sta, is het bijna een feestje
‘Dat mensen planten soms nogal saai vinden, komt vooral doordat ze weinig weten over al die wonderlijke plantmechanismen. Door erover te vertellen, gaan mensen met andere ogen naar planten kijken.’
Interesseverschillen
‘Niet elke student vindt planten of cellulaire processen even interessant als ik. Maar ze moeten zo’n vak wel halen. Dus ik doe mijn best ze te motiveren, door goed aan te sluiten bij hun interesses of hun werkveld. Binnen het vak Biologie van de plant doe ik dat bijvoorbeeld door studenten Bos- en Natuurbeheer en Agrotechnologie andere excursies en andere practica aan te bieden.’
‘Bestuiving van orchideeën bijvoorbeeld is voor agrotechnologen best ver van hun bed. Met hen kijk ik daarom meer naar gewassen en eetbare planten. Natuurlijk is het meer werk om twee varianten te ontwikkelen en twee versies voor het examen. Maar ik vind het belangrijk genoeg om er tijd en werk in te steken. Het doet me goed als de studenten enthousiast zijn omdat ze meteen ervaren hoe ze de stof kunnen toepassen in hun toekomstige werkveld.’
Piekeraar
‘Aan mijn studietijd heb ik een aantal vriendschappen voor het leven overgehouden – met name via Tartlétos, de studentenatletiekvereniging waar ik destijds in het bestuur zat. Een aantal van die vrienden van toen is weer hier in de buurt komen wonen en we doen steevast samen mee aan de Veluweloop. Voor mijn persoonlijke vorming is de Tartlétos-tijd belangrijk geweest, maar het bood me ook gewoon ontspanning. Ik doe nog steeds graag andere dingen naast mijn werk en mijn studie. Van nature ben ik nogal een piekeraar. Ik kan bijvoorbeeld zomaar een paar uur wakker liggen van een college dat niet lekker liep. Mij helpt het dan om bezig te zijn met leuke dingen – zoals m’n hardloopgroepje, de rondleidingen in de Botanische Tuinen en ’s winters schaats ik elke woensdag.’
Onderwijswetenschappen
‘Ik ben zelf ook weer student: ik doe de masterstudie Onderwijswetenschappen aan de Open Universiteit. Ik wil mijn eigen vakken blijven ontwikkelen en steeds nieuwe dingen proberen. Daarnaast kriebelde het al een tijdje om onderzoek te doen naar de effectiviteit van bepaalde lesmethoden. Als ik straks ben afgestudeerd, zou ik het superleuk vinden als ik de combinatie kan maken van plantonderwijs geven en onderzoek doen. Ik ben wel weer toe aan een nieuwe uitdaging.’
Druk op onderwijs
‘Ik hoorde laatst dat in sommige groepen docenten zich minder gewaardeerd voelen dan de onderzoekers. Dat gevoel heb ik hier nog nooit ook maar een minuut gehad. Mijn leerstoelhouder Viola Willemsen heeft me altijd heel erg gestimuleerd. Onderwijs is hier net zo’n volwaardige functie als onderzoek, en zo gaan de collega’s ook met elkaar om: als gelijken.’
Ik hoop niet dat excursies onder druk komen te staan
‘Ik ben wel een beetje bang voor wat de naderende bezuinigingen voor het onderwijs gaan betekenen. Ik hoop niet dat excursies onder druk komen te staan. Het is toch ondenkbaar dat onze studenten amper buiten komen? Op labwerk kunnen we in mijn optiek evenmin beknibbelen. In dit werkveld is theoretische kennis alleen niet genoeg; je moet je bepaalde praktische vaardigheden leren. Ik ben daar wel bezorgd over.’