De najaarsboomspanner is een nachtvlinder die ernstig bedreigd is in ons land. WUR-student Maegen Hanekom trof er vorige week een paar aan.
Het is niet de eerste ‘vondst’ in het nationale park. Na de terugkeer van de wolf was er dit jaar ook al de hop: een diersoort waarvan een paar jaar geleden werd gedacht dat die nooit meer op Nederlands grondgebied zou opduiken.
Het Nationale Park De Hoge Veluwe doet in nauwe samenwerking met De Vlinderstichting sinds enkele jaren onderzoek naar dag- en nachtvlinders. WUR-student Maegen Hanekom loopt stage bij de Vlinderstichting en doet onderzoek in het Park met lichtvallen. Daarin trof ze afgelopen week enkele exemplaren aan van de najaarsboomspanner. Deze soort is dit jaar in ons land achttien keer waargenomen. ‘Die heb ik nog nooit gezien, dacht ik toen ik de vlinders zag’, zegt Hanekom. ‘Ik zocht de soort op en stuurde een foto naar mijn begeleider bij De Vlinderstichting. Hij bevestigde dat het om deze zeldzame soort ging.’
Mooi toeval
Hanekom trof de vlinder aan tijdens een onderzoek waarbij zij wilde weten in hoeverre nachtvlinders worden aangetrokken door licht. Onderzoeksbegeleider Jurriën van Deijk, tevens projectleider Nachtvlinders van De Vlinderstichting: ‘Het is toeval dat ze deze vlinder ving, maar wel een mooi toeval. Ik had hem zelf nog nooit gezien en ik ben toch al meer dan tien jaar werkzaam voor de Vlinderstichting. De vondst is haar van harte gegund, ze heeft er hard voor gewerkt.’
Omdat Hanekom vorige week tijdens de proef zes exemplaren van de vlinder aantrof, vermoedt Van Deijk dat er een grotere populatie najaarsboomspanners leeft op De Veluwe. ‘Vroeger kwam deze nachtvlinder op meerdere plekken voor in Nederland, maar nu is er alleen nog maar een populatie bekend bij Ede en een rond Hilversum en Bussum. Het is een ernstig bedreigde vlindersoort.’
De schutkleur van de vlinder is een overlevingsstrategie. Van Deijk: ‘Voor het voortbestaan van de najaarsboomspanners is het noodzakelijk om niet op te vallen. Ze vliegen ‘s nachts, maar moeten overdag zien te overleven en dan kan je beter de kleur aannemen van een bruin herfstblaadje dan van een kleurige bloem.’
De vrouwtjes van deze vlindersoort hebben geen vleugels. De energie die ze anders in het vliegen zouden steken, gebruiken ze om zich voort te planten en voor het leggen van eitjes. De mannetjes hebben wel vleugels. Die zijn tussen de 13 en 19 millimeter lang.
Bron: De Gelderlander/Jaap Rademaker, Remco Regterschot