Eind vorig jaar bedroeg het aandeel vrouwelijke hoogleraren in Nederland 28,7 procent. Dat is 1,1 procentpunt meer dan het jaar ervoor. Bij WUR lag dat aandeel in diezelfde periode iets lager (26,6 procent), maar de relatieve toename was wel bovengemiddeld. Dat blijkt uit de maandag verschenen nieuwe Landelijke Monitor Vrouwelijke Hoogleraren.
Voor het eerst in de geschiedenis overschreed het aantal vrouwelijke hoogleraren in Nederland de duizend. Om precies te zijn stond de teller eind 2023 op 3.699 hoogleraren, waarvan 2.649 mannen, 1.048 vrouwen en 2 mensen die zich definiëren als ‘overig’. Gezamenlijk geven ze voor 3.194,6 fte (fulltime equivalent) invulling aan het hoogleraarschap. Dat is 86,3 fte meer dan ultimo 2022. Van die groei kwam 59,5 fte terecht bij vrouwen en 26,8 bij mannen.
Volgens de vaste rekenmethode van de Monitor* lag het aandeel vrouwelijke hoogleraren dus op 28,7 procent per ultimo 2023, een toename van 1,1 procentpunt. Bij WUR lag dat aandeel in diezelfde periode iets lager (26,6 procent). Wel laat het net geüpdate Wageningse hooglerarenoverzicht zien dat WUR inmiddels de buurt komt van het landelijke 2023-gemiddelde: per 1 december jongstleden telde WUR 176 hoogleraren*, waarvan 50 vrouwen (28,4 procent). Daarmee is het Wageningse doel van 30 procent per 2025 binnen bereik.
Grijze prop
Een evenredige m/v-verdeling is nog altijd toekomstmuziek, en niet alleen bij WUR. In het groeitempo van de afgelopen tien jaar duurt het nog minstens tot 2041 totdat Nederland evenveel vrouwelijke als mannelijke hoogleraren telt, stelt de Monitor. Er lijkt echter sprake van een versnelde uitstroom van wat de Monitor ‘de grijze prop’ noemt, mannelijke hoogleraren van 60 jaar en ouder. Dat biedt mogelijkheden om het aandeel vrouwelijke hoogleraren sneller te laten toenemen. Vervangingspotentieel is er volop, in ieder geval cijfermatig: voor de opvolging van de 881 mannelijke hoogleraren van 60+ staan er 1.143 vrouwelijke universitair hoofddocenten van 60- klaar, becijferde de Monitor.
Bijzonder hoogleraren
Voor de berekening van het aandeel vrouwelijke hoogleraren gaat de Monitor uit van het aantal leerstoelhouders en persoonlijk hoogleraren – dus exclusief de bijzonder en buitengewoon hoogleraren. Het houdt de ontwikkeling ervan echter wel in de gaten. De Monitor meldt dat er van deze categorie hoogleraren ultimo 2023 precies 600 verbonden waren aan een Nederlandse universiteit, van wie 203 vrouw – ofwel 33,8 procent. Het is voor het eerst dat dit percentage boven de 30 procent uitkwam. WUR haalt dat voorlopig nog niet: van de momenteel 48 bijzonder en buitengewoon hoogleraren (peildatum: 1 december 2024) zijn er 11 vrouw, ofwel een kleine 23 procent.
De nieuwste Monitor bevat ook analyses over het aandeel vrouwen in de opeenvolgende functiecategorieën, en in hoeverre ‘de pijplijn nog altijd lekt’ – een fenomeen waar bestuursvoorzitter Sjoukje Heimovaara onlangs ook bij stilstond in Resource. Ook gaat de Monitor in op de (Nederlandse of internationale) herkomst van hoogleraren. Het is te raadplegen via lnvh.nl.
* De cijfers uit de Monitor en de periodieke inventarisatie door Resource hebben afwijkende grondslagen en zijn dus niet een-op-een vergelijkbaar. Naast andere peildata gaat het bijvoorbeeld om fte’s (Monitor) versus het aantal personen (Resource). Verder definieert de Monitor hoogleraren als mensen die zijn ingeschaald in de Hay-functieschalen hoogleraar 1 en 2 (op basis van data van UNL), terwijl Resource uitgaat van WUR’s openbare hooglerarenoverzicht.