Je huis is meer dan de plek waar je toevallig woont. Studentenhuizen en woongroepen hebben vaak een eigen karakter. Hoe ontstaat dat? En hoe beïnvloedt het huis de bewoners? Judith Rommens (International Development Studies) schreef haar thesis over het huis waar ze acht jaar woonde – De Wilde Wereld – vanuit het perspectief van het pand zelf.
Het moest er maar eens van komen. Op een dag heeft Rommens genoeg moed verzameld om de grote houten kast in de woonkamer van H15/B5 op te ruimen. Bij het leeghalen komt ze van alles tegen. Cd’s met muziekcollecties van jaren geleden, spellen die ondertussen vintage te noemen zijn, oude elektronica.
‘Ik dacht: waar komen deze spullen vandaan?’, herinnert Rommens zich. ‘Wie heeft ze meegenomen? En hoe lang zijn ze er al?’ Die vragen zijn het begin van een zoektocht naar de geschiedenis van De Wilde Wereld. ‘Ik werd erg benieuwd naar de mensen die hier vroeger hebben gewoond. Zou ik iets gemeen hebben met ze, meer dan ons gedeelde adres?’
De wisselwerking tussen huis en bewoners is de centrale vraag in Rommens’ afstudeeronderzoek. Hebben de idealen en de levensstijl van de eerste bewoners het karakter van het huis bepaald? En andersom: veranderen mensen door het huis waarin ze wonen?
Latere generaties gingen steeds meer over het huis praten alsof het een persoon is
‘Eerst wilde ik dat onderzoeken voor verschillende collectieve woonhuizen, maar die vraag bleek te breed. Als ik een beetje de diepte in wilde, moest ik focussen op één huis.’
Via post die er nog kwam voor oud-bewoners, was een afstudeerbegeleider snel gevonden: universitair hoofddocent bij Rurale Sociologie Joost Jongerden was een van de eerste inwoners van De Wilde Wereld. Via zijn contacten en Rommens’ eigen netwerk kreeg ze zo’n 25 voormalige bewoners van het huis te pakken.
Kraakbeweging
Interviews met die oud-bewoners gaven een goed beeld van het huis door de jaren heen. Voor aanvullende informatie dook Rommens in verschillende archieven en in haar eigen dagboeken. ‘De Wilde Wereld heeft zelf ook een groot archief’, vertelt Rommens. ‘Stapels mappen met documenten, handgeschreven notulen van de eerste vergaderingen in de jaren tachtig, heel leuk om te lezen. Ik kwam ook posters tegen uit de tijd van de actiebeweging en rare voorwerpen zoals een glaasje sigarenpeuken.’
De kraakbeweging heeft een duidelijk stempel gedrukt op het huis. ‘Waarden zoals gemeenschappelijkheid en vrijheid waren erg belangrijk. Die zijn doorgegeven aan volgende generaties, alleen niet altijd zoals de eerste bewoners dat hadden bedacht. De eerste generatie geloofde bijvoorbeeld erg in zelfredzaamheid en vond dat bewoners het hele pand zelf moesten onderhouden. Maar dat bleek lastig: volgens oud-bewoners was er altijd gezeik over de klussen en werd er steeds minder gedaan aan onderhoud. Toch wordt zelfredzaamheid ook door de huidige bewoners nog steeds genoemd als waarde. Maar die zien het vooral als: als je iets wilt, moet je het gewoon doen.’
Het huis praat
‘Ik vond het grappig dat latere generaties steeds meer over het huis gingen praten alsof het een persoon is. Dat het een eigen karakter heeft, of dingen doet. Bijvoorbeeld spullen kwijt maken of spullen teruggeven.’ Dat was een van de redenen dat Rommens besloot het huis zelf aan het woord te laten in haar thesis. Het huis zegt bijvoorbeeld: ‘Elke dag maken mijn bewoners mij opnieuw tot hun huis door mij te beleven. Ik ben het podium waar zich hun dagelijks leven afspeelt.’
Het huis als entiteit is een soort Frankenstein, vindt Rommens. ‘De eerste bewoners bouwen het skelet, volgende generaties hangen daar stukjes leven aan. Sommige stukjes sterven weer af, anderen vergroeien met het huis en zo komt Frankenstein op den duur tot leven. Een gemeenschappelijk huis is een dynamisch systeem dat steeds in ontwikkeling is. Zowel het pand zelf als de spullen die erin staan, veranderen steeds, net als de cultuur van het huis en de idealen die er leven.’
De huiscultuur die zo ontstaat, past niet iedereen. ‘Toen ik er woonde, had je bijvoorbeeld weinig persoonlijke ruimte. Je mocht je wel terugtrekken, maar het was de norm om gezellig samen te zijn. Ik vond dat niet erg, maar snap dat dat niet ieders ding is.’ Het voordeel van gemeenschappelijk wonen is volgens Rommens dat je sociale vaardigheden er enorm door groeien. ‘Je leert omgaan met allerlei verschillende mensen, samen beslissingen maken en niet altijd je zin krijgen. Dat zijn vaardigheden waar je je hele leven wat aan hebt.’
De Wilde Wereld is een pand in het centrum van Wageningen, op de kruising Herenstraat (H15)/Burgtstraat (B5). Er wonen twaalf mensen in drie woongroepen, er is een theaterzaal, een platenwinkel, er zijn werk- en cultuurruimtes en het is het thuis van LHBTQ+-vereniging Shout.
Het werd in 1905 gebouwd als katholieke meisjesschool. Door de jaren heen waren er verschillende soorten scholen gevestigd, tot het slecht onderhouden gebouw in 1985 leeg kwam te staan. Een groep Wageningers uit de kraakscene zag er nog wel wat in, zij zochten na jarenlang kraken een legale plek voor een woon-werk-cultuurpand. Een welwillende wethouder overtuigde de gemeenteraad van het plan.
In 1985 begon de verbouwing, een jaar later trokken de eerste bewoners in het pand en begon het samenleven op basis van de idealen van de krakers zoals emancipatie, vrijheid en gemeenschappelijkheid. Dat moment is ook het startpunt van Rommens’ onderzoek naar het karakter van het huis.