Stikstof-serie #4: ‘Ik verwacht dat de voer-optie opnieuw in the picture komt’

'Het lastige aan rantsoen-onderzoek is dat oplossingen er gisteren al moesten zijn’
Via het voer valt zo 10 tot 15 stikstofexcretie en ammoniakemissie te winnen, zonder problemen voor de koe. Foto Shutterstock

Ook de Wageningse stikstof-experts keken ervan op toen minister Wiersma vorige maand liet weten dat het kabinet stopt met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) dat de problemen met stikstof en waterkwaliteit moet aanpakken. Resource vroeg een aantal van hen naar de gevolgen voor hun vakgebied. In deze aflevering: Jan Dijkstra, universitair hoofddocent Diervoeding bij Dierwetenschappen.

Dat stikstofreductie te bereiken is door aanpassing van het rantsoen van melkvee, trok een tijdje veel aandacht. Die ebde wat weg toen het vorige kabinet inzette op de gebiedsgerichte aanpak. Nu het politieke vizier meer gericht lijkt op doelsturing, kan dat tij weer keren.

Bij doelsturing mag een agrariër in principe zelf bepalen hoe hij of zij z’n reductiedoel bereikt: met een emissiearme stal, via het voer, door minder koeien te houden – noem maar op. ‘Maar even kort door de bocht: de meeste veehouders willen gewoon hun dieraantal houden en geen generieke korting op dierrechten als de stikstofexcretie onvoldoende daalt. Simpelweg een stuk scherper sturen op voer heeft daarbij een heel ander financieel plaatje dan een emissiearme stal. Ik verwacht dus wel dat de voer-optie opnieuw in the picture komt’, reageert Dijkstra.

Niet erin = niet eruit

Met een lager eiwitgehalte in het rantsoen valt er in de melkveesector behoorlijk wat te winnen, legt hij uit. ‘Eiwitten bevatten stikstof. En wat er niet in komt, kan er ook niet uit. Via het rantsoen valt zo 10 tot 15 procent reductie van stikstofexcretie en ammoniakemissie te behalen, zonder problemen voor de koe – op den duur zelfs meer. Dat is hartstikke veel natuurlijk. Helaas doet de melkveehouderij er nog te weinig mee. Dat is ook mijn kritiek op de sector.’

De sector werkt wel aan een afspraak met het ministerie, vertelt hij: het streven om in 2025 het eiwitgehalte terug te brengen naar 160 gram per kilogram voer. Momenteel bedraagt dat 164 gram. ‘Veel schot zit er dus nog niet in’, vindt Dijkstra, die ervan overtuigd is dat het eiwitgehalte nog veel lager kan, al staat nog niet vast hoe laag precies. ‘Dat moeten we nog nader onderzoeken.’

Gisteren al

Het lastige aan onderzoek op dit gebied is dat oplossingen er ‘gisteren al moesten zijn’, aldus de voerexpert. ‘En dat het ministerie en de sector weliswaar van alles financieren, maar vaak voor de korte termijn, op basis van losse projecten. En even zwart-wit: daar heb ik weinig aan. Ik werk met postdocs en promovendi; ik heb langjarige, fundamenteel-strategische projecten nodig. Het is een duidelijk gemis dat men daar nauwelijks op inzet.’  

Langjarige studies zijn weliswaar schaars, ze bestaan wel. Dichtbij huis noemt Dijkstra de promovendus die op de Dairy Campus gedurende twee lactaties* (=ca. 3 jaar) de effecten volgt van voer met drie verschillende eiwitniveaus. ‘Het gangbare niveau: 160 gram eiwit per kilo; een niveau daaronder, 145 gram, waarvan we denken dat dat prima moet kunnen. Plus een echt laag niveau, 130 gram, waarvan wij de hypothese hebben dat het te weinig is om de koe gezond en vruchtbaar te houden – of waarbij we in elk geval een lagere melkproductie verwachten, waardoor die optie sowieso economisch niet aantrekkelijk is.’ Voorlopige resultaten kan Dijkstra niet delen; de proef loopt nu.

Levensduur

Ook wijst Dijkstra op een onderzoek iets verder weg, van een Britse topwetenschapper met wie hij regelmatig samenwerkt, Chris Reynolds. ‘Die heeft met geld van het Britse ministerie drie lactaties lang onderzoek gedaan en hij concludeert dat je best laag in eiwit kan gaan. Helaas is Chris er nog niet aan toegekomen om er een wetenschappelijke publicatie over te schrijven. Maar dit soort onderzoek is precies wat we nodig hebben. Want wat de impact is van heel lang weinig eiwit voeren, weten we dus niet’, vertelt hij.

Op de vraag of hij hoopt dat ook het Nederlandse ministerie meer langetermijnonderzoek mogelijk maakt, antwoordt hij: ‘Zeker, ook omdat je dan fundamenteel onderzoek kunt doen naar de immuniteit, afweer en vruchtbaarheid van de koe. Ik ben heel blij dat de levensduur van de koeien in Nederland steeds meer toeneemt. In de Nederlandse melkveehouderij worden ze nu ruim zes jaar, wat wereldwijd gezien behoorlijk hoog is. Maar ik zie een koe graag zo lang mogelijk leven.’

* Een lactatie is de periode waarin een koe melk geeft (gemiddeld zo’n 350 dagen), eindigend met een droogstand (circa 45 dagen). Bij de geboorte van een nieuw kalf start een nieuwe lactatie.  

Stikstofserie
Deel #1 – ‘Ik vind dat de minister een riskante strategie volgt’ met Roel Jongeneel
Deel #2 – ‘Doelsturing maakt niet ineens een makkie van stikstofreductie’ met Edo Gies
Deel #3 – ‘Hopelijk heeft de twijfelindustrie z’n langste tijd gehad’ met Karin Groenestein
Deel #4 – ‘Ik verwacht dat de voer-optie opnieuw in the picture komt’ met Jan Dijkstra
Deel #5 – ‘Het geld is op dus het moet slimmer’ met Gerard Migchels
Deel #6 – ‘Laten we met doelsturing beginnen via een niet al te complex systeem’ met Wim de Vries

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.