De verdwenen bloemkool is terecht

Het Centrum voor Genetische Bronnen zoekt zaden voor de collectie erfgoedrassen.
Lana de Bruijn met een van de doosjes met reageerbuisjes vol zaad die botanisch kunstenares Trudy Beekman kwam afleveren. Beekman werkte begin jaren ‘80 bij het Rivro (Rijksinstituut voor Rassenonderzoek) aan de Mansholtlaan. Foto Resource.

De Delftsche Groene Kortpoot werd in juni door het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) op de lijst met vijf ‘most wanted’ erfgoedrassen gezet. In een oproep die zelfs het 8-uurjournaal haalde, vroeg WUR-conservator Lana de Bruijn zaden in te sturen van een vijftigtal erfgoedrassen die nog ontbreken in onze collectie. Met dus een top-5 van zeer gewilde rassen. De oogst is aanzienlijk.

‘Het is niet zo dat die vijf belangrijker zijn dan de rest’, licht De Bruijn toe. ‘De top-5 gaat meer over wat een ras interessant maakt als erfgoedras. De naam bijvoorbeeld of de verwijzing naar de plek waar de plant werd verbouwd of is veredeld. Zoals de preisoort Dikke Leidsche Winter en de bloemkool Delftsche Groene Kortpoot, rassen die op die plek hun oorsprong hebben, daar werden verbouwd en culinair gewaardeerd. De Noord-Hollandse rozijnerwt bijvoorbeeld wordt nog steeds op zomermarkten gegeten met rozijnen en spek.’

De term erfgoedras is door het CGN gegeven aan oude rassen met een verhaal. Rassen die door hun geschiedenis worden gezien als behorend tot het Nederlandse erfgoed. De lijst telt 350 rassen. Van vijftig daarvan waren er tot de oproep nog geen zaden beschikbaar in de collectie. Van die vijftig zijn er nu drie terecht. Dat is niet veel, erkent De Bruijn. ‘De helft van de rassen die binnenkwamen, zat al in onze collectie. Maar daarnaast is veel zaad ingestuurd van oude rassen die we nog niet als erfgoedras hadden gedefinieerd.’

Zaad op zolder

‘We hebben ontzettend veel reacties gehad op de oproep’, vertelt De Bruijn. ‘De eerste week was ik dagelijks bezig de mailbox door te nemen om de reacties te verwerken. Veel reacties betreffen tips over historische moestuinen waar ik eens langs zou moeten gaan. Dat gaan we nog oppakken. Daarnaast zijn hier zes mensen langsgekomen met potjes vol zaden, die ze nog ergens op zolder of in een kelder hadden liggen. Vier mensen hebben zaden via de post gestuurd.’

Uit kiemkrachtbepalingen moet blijken of de zaadjes levensvatbaar zijn

De Bruijn laat een brief zien die ze kreeg van een vrouw met daarin een paar peulen van bonen. ‘Haar vader, die inmiddels 94 is, verbouwde die bonen tot vier jaar geleden in zijn tuin. Hij zit inmiddels in een verzorgingshuis. Zij had die peulen nog ergens in een lade liggen. Het jammere is dat die zaadjes intussen niet meer kiemkrachtig zijn.’ Een man beloofde zaad op te sturen van mentos dat hij momenteel verbouwt. De Bruijn: ‘Mentos is een klimmende sperzieboon. Hij had dat zaad van een oudere mevrouw gekregen, wier vader het zo’n honderd jaar geleden commercieel verbouwde. Dat is echt nergens meer te krijgen.’

Qua omvang springen de zes houten kistjes eruit, met in totaal 96 identieke potjes vol zaad. De potjes zijn voorzien van een vergeeld etiket met getypt opschrift. ‘Super bijzonder’, zegt De Bruijn. ‘De collectie komt van de oude landbouwschool in Utrecht, waar de zaden werden gebruikt als lesmateriaal. De man die ze bracht had 35 jaar op die school gewerkt. Hij heeft de potjes meegenomen toen ze zouden worden weggegooid. Er zitten hele oude rassen bij die destijds, halverwege de vorige eeuw, nog werden verbouwd.’

Kunst

Even bijzonder zijn de zes dozen met reageerbuisjes vol zaad die botanisch kunstenares Trudy Beekman uit Warffum kwam afleveren. Beekman is geboren en getogen in Wageningen en werkte begin jaren ‘80 bij het Rivro (Rijksinstituut voor Rassenonderzoek) in het gebouw aan de Mansholtlaan ter hoogte van Bennekom. De zaden komen waarschijnlijk daar vandaan. Ze ontfermde zich over de zaden toen die daar overbodig werden. ‘Ze zijn zo mooi, omdat ze zo verschillend van vorm zijn en prachtig van kleur’, vertelt ze.

Verhalen over deze oude rassen zouden we ook graag krijgen

Beekman stelde ze jarenlang tentoon in haar Vindselmuseum in Amersfoort. Dat museum bestaat niet meer. Beekman woont en werkt tegenwoordig in het Groningse Warffum. Daar lagen ze tot voor een paar weken in een kist op zolder. Tot dus die oproep voorbijkwam. Beekman: ‘Toen realiseerde ik me dat ze niet alleen mooi zijn, maar ook waardevol als zaad. Ik vind ze prachtig, maar eigenlijk is het Wageningse erfgoed.’ En dus bracht ze de zaden teug naar haar geboorteplaats.  

En dan is er dus die Delftsche Groene Kortpoot. ‘Ook een grappig verhaal’, vindt De Bruijn. ‘Iemand heeft ChatGPT ingeschakeld om de ‘most wanted’  terug te vinden. De kortpoot bleek onder een synoniem bij een Duits zadenbedrijf te worden aangeboden. Daar heet de bloemkool de Erfurter Zwerg, oftewel de dwerg uit Erfurt. Het is een kleine bloemkool die vroeg te oogsten is, wat een interessante eigenschap kan zijn om mee verder te veredelen. Synoniemen maken het zoeken altijd lastig.’ De dwerg was dus onvindbaar, maar nooit echt weg.

De Bruijn is dik tevreden met de oogst. Maar hoe bruikbaar een en ander is, moet nog blijken. Veel zaden zullen volgens De Bruijn waarschijnlijk dood zijn. ‘Ze zijn oud en niet op de goede manier (gekoeld en zuurstofarm) bewaard. Uit kiemkrachtbepalingen moet blijken of er nog zaadjes levensvatbaar zijn.’ Daarnaast vraagt De Bruijn aandacht voor de cultuurhistorische waarde van de oude rassen. ‘Verhalen over en recepten met deze oude rassen zouden we ook graag krijgen. Dat deel van de oproep is een beetje ondergesneeuwd. Daar is tot nu toe nog niets over binnengekomen.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.