Vijf ERC starting grants naar Wageningse onderzoekers

Persoonsgebonden beurs bedraagt gemiddeld anderhalf miljoen euro.
Europees onderzoeksgeld voor vijf jonge Wageningse onderzoekers Foto Shutterstock

Van de in totaal 51 Europese onderzoeksbeurzen die naar jonge wetenschappers aan een Nederlandse universiteit of onderzoeksinstellingen gaan, zijn er vijf voor een Wageningse onderzoeker. Zo’n grant bedraagt gemiddeld anderhalf miljoen euro.

Met in totaal 51 toekenningen is Nederland dit jaar zeer succesvol bij de toekenning van Europese startersbeurzen. Grote landen als het Verenigd Koninkrijk (50), Frankrijk (49), Italië (41) en Spanje (33) slepen minder beurzen in de wacht; alleen Duitsland ontvangt er meer (87).

De persoonsgebonden starting grants zijn bedoeld voor gepromoveerde onderzoekers aan het begin van hun wetenschappelijke carrière. Met de beurs kunnen ze een eigen team opzetten en vijf jaar aan onderzoek besteden. De Europese Onderzoeksraad ERC had dit jaar voor 780 miljoen euro aan startersbeurzen te vergeven. Van de bijna 3.500 onderzoeksaanvragen werden er slechts 494 (14,2 procent) gehonoreerd. De Wageningse gelukkigen zijn:

Cultureel geograaf Emmanuel Akwasi Adu-Ampong, voor zijn onderzoek naar toerisme in relatie tot slavernij en koloniaal verleden. Samen met een postdoc en drie promovendi gaat hij de spanningen onderzoeken die voortkomen uit de transformatie van slavernij en koloniaal erfgoed in het hedendaagse toerisme. Dat doen ze in drie verschillende netwerken van koloniale slavernij. Naast de driehoek Ghana-Nederland-Suriname, dat ook al het decor is van zijn Veni-onderzoeksproject, betreft dat Angola-Portugal-Brazilië en Namibië-Duitsland-Brazilië.

Hydroloog en modelleur Lieke Melsen krijgt de beurs voor onderzoek naar de verborgen keuzes en waarden in waterbeheermodellen waarop de overheid en waterschappen hun beleid baseren. Dergelijke modellen worden vaak gezien als neutrale wiskundige objecten, maar bij de ontwikkeling ervan spelen keuzes mee die kunnen worden ingegeven door waarden, belangen, onzekerheden en vooroordelen. ‘Dat beïnvloedt niet alleen de uitkomsten van het model, maar ook wat je met een model kunt doen en voor wie’, legt ze uit. Haar team neemt dat modelleringsproces nauwgezet onder de loep bij drie concrete casussen: een Nederlands model rond waterveiligheid, plus een Amerikaans en een Australisch model rond waterkwaliteit – waarbij de laatste betrekking heeft op het Great Barrier Reef.

De grant van George Iordachescu, onderzoeker bij Bos- en Natuurbeheer, is voor onderzoek naar de keuze van de EU voor strikte natuurbescherming in vier berggebieden en hoe die de relaties tussen mens en milieu beïnvloedt. Dat hangt samen met het EU-doel om in 2030 op 10 procent van het Europese landoppervlak wildernis te creëren om daarmee invulling te geven aan haar klimaat- en biodiversiteitsbeleid. Iordachescu wil nagaan of en hoe er ongelijke machtsverhoudingen ten grondslag liggen aan deze natuurvisie van de EU. De te onderzoeken gebieden zijn de zuidelijke Karpaten (Roemenië), de centrale Apennijnen (Italië), centraal Cantabrië (Spanje) en de Bieszczady (Polen). Het onderzoek omvat onder meer lange perioden van etnografisch veldwerk in de vier berggebieden. Iordachescu werkt daarbij samen met drie postdocs en een onderzoeksassistent.

Microbioloog Nico Claassens krijgt de grant voor onderzoek naar een alternatief voor de zogenoemde Calvincyclus om koolstofdioxide uit de atmosfeer te halen en die eventueel om te zetten in voedsel en biobrandstoffen. Wetenschappers bedachten daar al tientallen biochemische routes voor, die in theorie zouden moeten werken. Claassens gaat in een cel van de bacterie E. coli onderzoeken of dat echt zo is. ‘Met de computer is het verrassend moeilijk om zulke biochemische reacties uit te zoeken’, legt hij uit. Via de ‘celmethode’ verwacht hij goed zicht te krijgen op de (snelheid) van de voor dit proces cruciale enzymactiviteit van de verschillende biochemische routes, plus op eventuele neveneffecten van de enzymreacties.

De net deze maand bij WUR begonnen plantonderzoeker Kin Pan Chung krijgt de grant voor onderzoek naar de overerving van cytoplasmatische genomen. Dat zijn kleine stukjes DNA in plantencellen die zich in organellen buiten de celkern bevinden, zoals mitochondriën en plastiden. In de meeste planten worden deze organellen en hun DNA uitsluitend via de moeder doorgegeven aan het nageslacht. Dit betekent dat de organellen van de vader en hun genetisch materiaal doorgaans niet bijdragen aan de overerving. Door te begrijpen hoe cytoplasmatische genomen worden overgedragen aan het nageslacht, hoopt Chung technieken te ontwikkelen om gewassen te telen met betere eigenschappen. Chung zette deze onderzoekslijn op in Duitsland; deze maand is hij aan de slag gegaan als universitair docent via de tenure track bij het Laboratorium voor Plantenfysiologie.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.