Aardappelboeren kunnen beter

Verschillen in opbrengst tussen boeren zijn groot en daar is wat aan te doen.
Foto Paul Ravensbergen

Nederland is een aardappelland. De helft van de akkerbouwers verbouwt aardappelen. Samen gebruiken ze daar 30 procent van de akkerbouwgrond voor. Een gemiddeld perceel levert 52 ton aardappelen per hectare op. Maar de verschillen zijn groot, blijkt uit onderzoek van agronoom Paul Ravensbergen. En daar valt best iets aan te doen.

Ravensbergen promoveerde op een studie naar de variatie in aardappeloogsten in Nederland. Waarom haalt de ene boer 80 ton aardappelen van een hectare en een ander de helft minder? ‘En dat kunnen zelfs buren zijn die maar 500 meter uit elkaar wonen’, zegt Ravensbergen. Vooral de verschillen tussen boeren zijn groot, veel groter dan die tussen verschillende delen van het land.

Fordje Ka

Om die verschillen vast te stellen, ging Ravensbergen niet over één nacht ijs. Hij toerde twee seizoenen lang kriskras door het land om de aardappelteelt nauwkeurig bij te houden. ‘Bij in totaal 96 percelen in onder meer Drenthe, de Hoeksche Waard en Noord-Limburg heb ik van april tot september de groei van aardappelen bijgehouden. Zo’n tien tot dertien bezoeken per perceel. In totaal heb ik daar 80 duizend kilometer voor gereden in mijn Fordje Ka.’

Om de opbrengsten onderling te kunnen vergelijken, gebruikte hij de yield gap of opbrengstkloof. Dat is het verschil tussen de theoretisch maximale opbrengst voor een perceel en de gerealiseerde opbrengst. En dat verschil is aanzienlijk: boeren missen gemiddeld bijna een kwart van de mogelijke opbrengst. Op zandgrond blijkt vooral droogte daarvan de oorzaak, op klei met name overtollig water dat planten verstikt.

Water als tekort of overschot speelt een belangrijke rol. Voor een optimale opbrengst moeten irrigatie en drainage op orde zijn. Zo zorgde bij een proefveld op zandgrond een gebrek aan beregening voor 17 ton per hectare minder opbrengst. Op klei zorgden te natte omstandigheden voor 12 ton per hectare minder aardappelen. Naast water spelen ook factoren als ziekte (op zand), bodemstructuur (verdichting op klei) en tijdstip van poten een rol in de opbrengst.

Opmerkelijk is het teveel aan stikstof dat boeren gebruiken op hun land. Op kleigrond wordt per hectare gemiddeld 265 kilo meer stikstof gebruikt dan de planten nodig hebben. Op zand is dat overschot 139 kilo stikstof per hectare. De rest verdwijnt in de bodem, met alle gevolgen van dien. Enig overschot is volgens Ravensbergen overigens onvermijdelijk. ‘Een plant neemt nooit alle beschikbare stikstof op. Een efficiëntie van 70 tot 80 procent is al heel goed.’

Een boer maakt continu afwegingen over de gezondheid van de bodem

Paul Ravensbergen, leerstoelgroep Plantaardige Productiesystemen

De getallen laten volgens Ravensbergen zien dat boeren aanzienlijk meer stikstof gebruiken dan nodig is voor de opbrengst die ze realiseren. ‘Maar een boer kijkt niet alleen naar stikstof. Met name op kleigrond is ook de organische stof in de bodem van belang. Bij het opbrengen van dierlijke mest komt stikstof automatisch mee. Een boer maakt continu afwegingen over de gezondheid van de bodem. Het gaat daarbij om de hele rotatie van gewas en groenbemester.’

Perspectief

Toch blijkt uit de studie van Ravensbergen dat boeren beter kunnen omgaan met de input van middelen. ‘De best presterende boeren hebben zowel een hogere opbrengst als een lager overschot aan stikstof. Het is positief dat vergelijkbare opbrengsten te realiseren zijn met minder input van middelen. En dat biedt perspectief voor het efficiënter en vooral schoner maken van de aardappelteelt in Nederland.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.