PhD-trips tussen zinvol en schadelijk

Met z’n twintigen naar een lab overzee, is dat nog van deze tijd?
Illustratie vroew met zonnebril met weerspiegeling van bus en vliegtuig. Illustratie Valerie Geelen

PhD-trips zijn voor veel promovendi een belangrijk onderdeel van hun opleiding. Die reizen worden gezien als verbindend en leerzaam en ze kennen soms een lange traditie. Maar hoe nuttig of verantwoord is het in deze tijd nog om met twintig man naar labs overzee te vliegen? ‘Het gaat om de balans tussen nut en schade.’

WUR-medewerkers vliegen wat af voor hun internationale netwerk. In 2018 kwam nog bijna een kwart van de CO2-voetafdruk van WUR door vliegreizen. Discussies over welke (manieren van) reizen wel of niet nodig zijn, lopen al lang – bijvoorbeeld over excursies met studenten – en de keuzes pakken heel verschillend uit. Zo ook bij promovendi binnen de vakgroepen en de onderzoeksscholen die van oudsher naar het buitenland reizen om andere onderzoeksgroepen en bedrijven te bezoeken. Dergelijke reizen zijn leerzaam, verbredend en goed voor de sfeer in de groep, is het argument. Maar zijn ze nog te verantwoorden in deze tijd? Een rondgang langs alle onderzoeksscholen in Wageningen leverde een gevarieerd beeld op.

Het meest duidelijke en meest beperkende beleid komt – niet onlogisch – van WIMEK, de onderzoeksschool voor milieu- en klimaatwetenschappers. Daar verlangen ze dat promovendi de tripjes niet met het vliegtuig maken. Verder verwijzen ze, zoals trouwens vrijwel alle onderzoeksscholen, naar de individuele leerstoelgroepen. Daar ligt meestal de uiteindelijke keuze.

Lokale boeren

Claudius van de Vijver, hoofd van onderzoeksschool Production Ecology and Resource Conservation (PE&RC) geeft aan dat hij nauwelijks voorbeelden kent van gezamenlijke reizen georganiseerd door een leerstoelgroep waarvoor promovendi het vliegtuig nemen. Wel zijn er de internationale cursussen, georganiseerd door PE&RC. En ja, die zijn vaak met het vliegtuig, bijvoorbeeld een cursus in Afrika om de landbouwsystemen ter plaatse te bezoeken. ‘Dat helpt de lokale problemen goed te bestuderen en te begrijpen. We zijn een internationale universiteit en bestuderen internationale vraagstukken. Een helder beeld van de lokale situatie is belangrijk. Maar natuurlijk kijken we ook kritisch. Vliegen is niet altijd nodig en dan kijken we naar alternatieven. Een docent voor een enkele les vanuit Amerika laten invliegen is niet meer gebruikelijk.’

Een docent voor een enkele les vanuit Amerika laten invliegen is niet meer gebruikelijk

Ook bij WASS – de Wageningen School of Social Sciences – speelt de reisdiscussie, hoewel PhD-reizen er meer uitzondering dan regel lijken. Marieke Meesters, die afgelopen september bij WASS promoveerde, gooide een balletje op over het onderwerp toen zij mee werd gevraagd op een PhD-trip vanuit de afdeling Milieubeleid. De discussie over de bestemming liep nog. ‘Brazilië was een van de favoriete opties. Hoewel ik niet van plan was mee te gaan, heb ik toen de vraag opgeworpen of die keuze nog wel van deze tijd was. Dat gaf wisselende reacties. Ik ben behoorlijk activistisch en uitgesproken over dit soort onderwerpen.’ Haar vraag had effect, de groep ging uiteindelijk naar Zweden.

Een PhD-trip heeft Meesters als ervaring niet gemist. ‘Ik heb wel veel gehad aan schrijfretraites. Op een mooie locatie op de Utrechtse heuvelrug werken aan artikelen met andere promovendi. Dat is ook waardevol en verbindend.’ Ze wil ook niet beweren dat vliegen nooit een optie is. ‘Ik werk nu aan een onderzoeksvoorstel over nuttig hergebruik van mensenpoep. In Japan hebben ze ervaring met goede installaties hiervoor. Ik maak nu de afweging: vlieg ik daarheen, laat ik een expert hierheen komen of lukt het via meetings online? Het gaat om de balans tussen nut en schade.’

Sociale cohesie

De sterkste traditie in PhD-reizen is te vinden bij VLAG, de onderzoeksschool voor de Food Sciences-groepen. Bij sommige leerstoelgroepen gaat die traditie al zo’n dertig jaar terug en ‘kennisuitwisseling en het verdiepen van de sociale cohesie zijn altijd een doel’, aldus Vesna Prsic van VLAG.

Toch besloot Dolf Weijers, hoofd van de groep Biochemie, dat het concept niet bij zijn groep past. ‘Ik begrijp heel goed dat het voor sommige groepen nuttig is omdat de onderzoeksthema’s van de promovendi in hun groep dichter bij elkaar liggen en de internationale bezoeken dus voor meerdere PhD’ers relevant zijn. In ons geval liggen de inhoudelijke thema’s van de promovendi behoorlijk ver uit elkaar en zijn ze verdeeld over twee onderzoeksscholen. Een PhD-trip zou betekenen dat de helft van de PhD’ers een bezoek als weinig nuttig zou ervaren. In plaats van een dure en tijdrovende reis, zie ik er meer in de promovendi te steunen in individuele werk- en congresbezoeken.’

Wij bieden onze promovendi andere sociale activiteiten aan, zoals een gezamenlijke retraite

Maar dan is er niet het voordeel van de sociale ervaring. ‘Die is natuurlijk veel waard, daarom bieden we onze promovendi andere sociale activiteiten aan, zoals een gezamenlijke retraite. Ik heb er verder niet echt een mening over die verder reikt dan onze eigen groep’, sluit Weijers af.

De groep van Food Quality and Design gaat dit jaar wel op reis, naar Mexico, met een groep van 26 onderzoekers, inclusief drie senior begeleiders. Tomer First zit als promovendus in de organisatie van deze reis. Hij gaat voor het eerst mee. ‘De meeste promovendi gaan trouwens maar één keer mee, ook al is er eens in de twee jaar een trip voor PhD’ers’, zegt hij. ‘En we gaan om en om in Europa of verder. Mexico is interessant omdat ze er veel innovatief voedingsonderzoek doen. Maar de onderzoekscultuur is heel anders dan de West-Europese en dat is leerzaam voor ons. En het verblijf is relatief betaalbaar.’ Ze bezoeken twee regio’s in Mexico en iets meer academische laboratoria dan bedrijven. ‘En we houden een mini-congres, met posters en presentaties, om ook met elkaar in de inhoud te duiken.’ De balans tussen nut en schade voelt hierin passend voor First.

Japan of Scandinavië

Ook bij Microbiologie pakken ze dit jaar het vliegtuig. Ze gaan in oktober naar Japan om onderzoeksgroepen en bedrijven daar te bezoeken. Ook hier organiseren de promovendi zelf de reis. En in principe gaan ze maar eenmaal tijdens hun promotietraject mee. ‘Behalve degenen die een reis organiseren’, verklaart Nico Claassens, universitair hoofddocent bij de groep. Ook prijs en tijd spelen daarbij mee, erkent hij. Een deel van de kosten moeten de medewerkers zelf dragen. Claassens snapt het dilemma voor jonge onderzoekers goed. ‘Er zijn promovendi voor wie de reis een once-in-a-lifetime kans is. Sommigen plakken er zelfs een vakantie aan vast.’

In de voorbereidingen van de komende reis onderzochten de organiserende promovendi drie opties, inclusief twee Europese bestemmingen: Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk. Na stemming werd het Japan. ‘Je maakt een keuze voor de hele groep’, reflecteert Claassens. ‘Wie er anders in staat, moet toch instemmen met de gekozen bestemming.’ Claassens ging zelf twee keer naar de Verenigde Staten tijdens zijn promotietraject. ‘Nu kreeg ik de vraag als begeleider mee te gaan. Ik heb geweigerd, ik denk er nu toch anders over.’ Maar hij kijkt positief terug op zijn eigen reizen als promovendus. ‘Het is echt een hoogtepunt van je promotietijd. De sfeer en de verbinding die je dan opbouwt, zijn echt uniek. Maar dat kan ook best binnen Europa.’

Zelf weegt Claassens per keer af of hij gaat reizen en op welke manier: ‘Twee jaar geleden was ik nog voor een congres in de VS om over mijn werk te vertellen. Maar voor andere congressen afgelopen jaar besloot ik alleen online een lezing te geven.’ Hoe leerstoelgroepen hier in de toekomst mee om moeten gaan? ‘Misschien moeten we richtlijnen gaan opstellen over hoe je een keuze moet maken. Maar wat je liever wilt is dat promovendi hier zelf anders over gaan nadenken. Ik merk al dat het beter bespreekbaar wordt.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.