De boer op voor CropMix

Een akkervogel-inventarisatie op de CropMix-bedrijven in Twente en de Achterhoek.
Lopend over de akkers inventariseren veldassistenten Bart Burger en Anna de Rooij nauwkeurig welke vogels interactie hebben met een specifiek perceel. Dat doen ze kriskras door Nederland, bij alle 25 akkerbouwbedrijven die deelnemen aan CropMix. Op de foto de Deldener es in Twente.

Amper een meter of twintig zijn onderzoeksassistenten Bart Burger en Anna de Rooij de akker op gelopen als naast de stroken met gewasresten ineens het kenmerkende geluid klinkt van vleugelslagen van een opvliegende klucht patrijzen: prr-prr-prr. Het zijn er minstens tien; een mooi begin van een dag akkervogels inventariseren.

Burger en De Rooij zijn op pad als veldassistenten van CropMix, het met 10 miljoen euro uit de Wetenschapsagenda gefinancierde onderzoeksprogramma rond de vraag hoe gewasdiversiteit (of specifieker: strokenteelt) de transitie naar een duurzamer landbouwsysteem kan versnellen. Het programma onderzoekt zowel de economische en sociaal-maatschappelijke kanten als de agro-ecologische aspecten. Veldinventarisaties bij de 25 akkerbouwbedrijven die meedoen aan CropMix spelen bij dat laatste een belangrijke rol. Voor Burger en De Rooij staat vandaag een akkervogel-inventarisatie op de CropMix-bedrijven in Twente en de Achterhoek op het programma. Het startpunt is de Deldener es, een plek die het Twentse begrip ‘oale groond’ (letterlijk: oude grond) prachtig illustreert. Het is een in de voorlaatste ijstijd ontstane glooiing in het landschap, vol door meidoornhagen omzoomde akkers, met her en der een groepje dikke eiken. De landerijen behoren toe aan het bijna zeven eeuwen oude landgoed Twickel; hier wordt al generaties lang geboerd. Een deel van de grond wordt sinds een paar jaar gepacht door Arjen en Winny van Buuren, die een gemengd boerenbedrijf runnen (of eigenlijk twee: De Zenderense Es en De Velhorst) waarmee ze meedoen aan CropMix.

Onkruid-akkerkruid

De indrukwekkend grote speerdistelrozetten op deze strokenteeltakker zijn een aanwijzing dat de Van Buurens natuurinclusief werken – bij de CropMix-partners die meer intensieve vormen van akkerbouw bedrijven zul je ze in dit formaat niet gauw aantreffen. ‘Arjen en Winny praten niet over onkruiden, maar over akkerkruiden’, bevestigt Burger. Vogels en klein wild gedijen goed bij die benadering, afgaand op de uit de kluiten gewassen haas die zigzaggend over de akker schiet en de groep puttertjes die kleur geeft aan deze loodgrijze winterdag.

De levendigheid in en om de strokenteelt verschilt nogal van die op de volgende akker waar de veldassistenten inventariseren welke akkervogels ‘interactie hebben’ met het perceel, zoals officieel de definitie luidt. Dat wil zeggen: vogels die daar rusten, nestelen, naar voedsel zoeken of anderszins rondscharrelen– zomaar overvliegen telt niet mee, opvliegen wel. Belangrijkste verschil tussen de strokenteelt-akker en deze referentieakker is dat hier afgelopen seizoen maar één gewas is verbouwd – gerst, in dit geval.

We hopen te weten te komen hoe aantrekkelijk strokenteelten zijn voor akkervogels

Tijdens de tien minuten die per akker voor de inventarisatie is uitgetrokken, registreren Burger en De Rooij hier alleen een haas – er is geen vogel te bekennen

Om nog meer vergelijkingsgegevens te verzamelen, doen ze ook een inventarisatie op een derde type perceel: een zogenoemde vogelakker, met restanten van een specifiek op vogels gericht zaaimengsel. Het staat er tjokvol uitgebloeide zonnebloemen en kaardenbollen, waar bijvoorbeeld putters en kepen graag de zaden van eten. Bij nadere bestudering blijkt er zelfs nog wat nabloei te vinden, van als insectenlokkers bekendstaande soorten zoals duizendblad en koolzaad. Zeker midwinter zijn dit waardevolle foerageerplekken voor akkervogels.

Aantrekkelijke percelen

‘Door op verschillende soorten akkers te inventariseren, hopen we meer te weten te komen over hoe aantrekkelijk strokenteelten precies zijn voor akkervogels’, legt Burger uit. Want er zijn nog veel vragen. Broeden er meer akkervogels op percelen met strokenteelt dan op reguliere akkers? Vergroot strokenteelt de hoeveelheid insecten in de gewassen – en dus het voedselaanbod voor akkervogels? En maakt het nog verschil hoe breed of smal de stroken zijn, uit welke gewascombinaties ze zijn samengesteld en of de gewassen enkel- of meerjarig zijn? Om deze en andere agro-ecologische vragen te kunnen beantwoorden, reizen de veldassistenten kriskras door Nederland om op de deelnemende bedrijven gegevens te verzamelen. En dat in alle seizoenen. ‘Op dit bedrijf zijn we nu al voor de achtste keer dit jaar’, vertelt Burger. ‘Eerder deden we al inventarisaties van bijvoorbeeld regenwormen, loopkevers en vliegende insecten.’ Ook interessant, maar niet zo mooi als de akkervogel-inventarisatie, vindt De Rooij. ‘Bij kleine dieren zoals kevers en insecten gebeurt de determinatie in het lab en zijn we in het veld vooral druk met vallen plaatsen en legen. Bij de akkervogels gaat het echt om ter plekke waarnemen en determineren’, legt ze uit, terwijl ze haar vinger opsteekt om ons te attenderen op de roep van een watersnip. Haar mooiste waarneming? ‘Een velduil, op een gangbaar akkerbouwbedrijf in Didam, de Hoalderkamp – precies op een dag dat Bart níet mee was, terwijl hij de meest fanatieke vogelaar is van ons tweeën.’

Onderzoekscontext
Naast het onderzoek naar de akkervogels (met Rik Waenink als promovendus) kent CropMix nog zo’n twintig andere onderzoeksprojecten, met ongeveer evenveel promovendi en twee postdocs. Ze zijn grotendeels gebaseerd op concrete vragen van akkerbouwers en andere betrokkenen bij de transitie naar op ecologie gebaseerde landbouw. De projecten zijn ondergebracht in drie zogeheten werkpakketten: agro-ecologie, institutionele veranderingen en socio-economie, technologie en logistiek. Op de CropMix-site staan ze nader toegelicht.

Lees ook:





Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.