Afgelopen weekend stond Steffie van der Peet aan de start van het Europees Kampioenschap baanwielrennen in Apeldoorn waar ze samen met haar twee ploeggenoten een bronzen medaille veroverde op de teamsprint. De 24-jarige biologiestudent combineert haar topsportcarrière met studeren.
‘Natuurlijk ben ik blij met de medaille, maar ik ben ook blij met onze fysieke prestaties. Zowel met onze eindtijd van het team als mijn eigen bijdrage daaraan. Ik ben fysiek goed in vorm en ik merk dat ik steeds beter word’, blikt ze terug op afgelopen weekend. Van de sprint, en met name de keirin, had ze meer verwacht. ‘Keirin is een heel tactisch onderdeel in het baanwielrennen en het pakte dit weekend niet uit zoals ik wilde. Ik heb er wel weer van geleerd: ik moet meer vertrouwen hebben in mijn krachten. Als je het alleen maar laat aankomen op tactiek, trek je soms aan het kortste eind. Verder was het heel gaaf om voor thuispubliek te rijden’, aldus een enthousiaste Van der Peet.
Papendal
De topsportcarrière van Van der Peet begon ongeveer tien jaar geleden, toen ze naar het baanwielrennen overstapte omdat mensen in haar omgeving haar wezen op haar mogelijke kwaliteiten als sprintster. ‘Ik deed al aan wegwielrennen, maar dat is vooral een duursport. In het baanwielrennen is de helft van de onderdelen voor de typische sprinters, met korte inspanningen op hoge snelheden. Dat wilde ik wel eens proberen. Ik vond baanwielrennen ook leuk en ik bleek er inderdaad goed in, want de wielrenbond nodigde me al gauw uit om me aan te sluiten bij hun talentengroep en op Papendal te komen wonen.’ Zo gebeurde het dat Van der Peet op veertienjarige leeftijd naar het topsportcentrum verhuisde.
Ik heb niet het idee dat een middag studeren me meer energie kost dan een middag niks doen
Steffie van der Peet, biologiestudent en baanwielrenster
‘Als ik er nu aan terugdenk ben ik eigenlijk wel verbaasd dat zoiets destijds mocht van mijn ouders. Maar ik ben superblij dat het mocht, want ik ben ervan overtuigd dat ik anders niet zo ver gekomen was als nu.’ Na vier jaar sloot ze aan bij de topsportgroep en verhuisde ze naar Apeldoorn, waar ze nu nog steeds woont en traint.
Mentale prikkel
Van der Peet vindt het fijn om naast het sporten te studeren. Afgelopen september is ze, na haar bachelor Biologie die ze in ruim vijf jaar afrondde, begonnen aan haar master Biologie. ‘Ik deed de bachelor iets sneller dan op halve snelheid, maar met mijn master gaat het wat langzamer. Ik vind het niet erg dat mijn studie langzaam gaat, als er maar vordering in zit. Bovendien vind ik biologie gewoon superleuk en interessant.’
‘Ik heb niet het idee dat een middag studeren me meer energie kost dan een middag niks doen. De fysieke prikkels van het trainen en de mentale prikkel van het studeren zitten elkaar in ieder geval niet in de weg. Maar dit is het jaar van de olympische spelen en ik kies ervoor om sommige periodes niks te doen, zodat ik me beter kan richten op mijn sport.’
Concessies
Want het combineren is soms best pittig, zeker met verplichte practica. ‘Het laatste jaar in de talentengroep was ook mijn eerste jaar als biologiestudent bij WUR. We trainden toen altijd in de middag, waardoor ik ’s ochtends mijn vakken kon volgen. In de topsportgroep zijn de trainingen juist in de ochtend, dus vanaf dat moment studeerde ik ’s middags’, legt Van der Peet uit. ‘In de periode daarna had ik veel keuzevakken; die heb ik vooral tactisch ingezet. Er zijn een paar vakken die ik graag had willen volgen als ik niet op dit niveau met mijn sport bezig was, maar nu ging het gewoon niet. Daarin heb ik wel wat concessies gedaan.’
Mentaal bereid ik me al voor op de Olympische Spelen
Dat betekent overigens niet dat Van der Peet de makkelijkste weg kiest naar haar diploma. ‘Als ik heel enthousiast ben over een vak probeer ik een periode meer tijd in mijn studie te steken. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vak proefdierkunde dat ik ga volgen in periode 4. Dat vak heeft best wel veel verplichte practica en ik ben de helft van de tijd afwezig door een trainingskamp. Maar docenten kennen me ondertussen ook een beetje; ze hebben vertrouwen in me dat het goed komt en denken graag met me mee. Bovendien heb ik de afgelopen jaren heel goed geleerd hoe ik moet plannen en hoe ik efficiënt kan studeren.’
Olympische Spelen
De Nederlandse baanwielrenvrouwen hebben zich nog niet definitief geplaatst voor de Olympische Spelen in Parijs deze zomer, maar hebben wel zicht op een startbewijs. ‘De acht best geplaatste landen mogen meedoen aan de spelen. We stonden voor het EK vijfde op de ranglijst; misschien zijn we door de derde plaats wel een plekje naar boven opgeschoven. In het voorjaar zijn er nog twee grote wedstrijden en daarna weten we of Nederland mag deelnemen. Als we geen gekke dingen doen, zitten we redelijk veilig, maar het moet nog wel even gebeuren.’
‘Ook moeten de coaches dan onderling nog uitmaken welke drie meiden er gaan rijden, want we hebben vier geschikte kandidaten. Mentaal ben ik me in ieder geval al helemaal aan het voorbereiden dat ik op de Olympische Spelen sta.’