Vanochtend (woensdag 13 december) kwamen wereldleiders tot een akkoord op de klimaattop COP28. ‘Een doorbraak’, schrijven veel media. Max van Deursen, promovendus internationaal klimaatbeleid, was ook aanwezig in Dubai en noemt het eerder een ‘verlies-verlies-situatie’.
‘Er zijn een aantal belangrijke lichtpuntjes’, vertelt Van Deursen telefonisch vanuit Dubai. ‘Er is een ‘Global Goal on Adaptation’ geformuleerd; het klimaatschade en -herstelfonds is operationeel en fossiele brandstoffen worden genoemd in het slotstuk. Maar ik vind dat niet concreet genoeg als het gaat om de klimaatambitie en de transitie om fossiele brandstoffen uit te faseren.’
Toch spreken de media van een doorbraak en van historische uitkomsten. Van Deursen is het daar niet helemaal mee eens. ‘Het feit dat fossiele brandstoffen zo expliciet benoemd worden, is nieuw, maar we moeten ons ook afvragen hoe het kan dat dit de afgelopen dertig jaar niet gebeurd is.’
Selectieve transparantie
Op de eerste klimaattop in 1992 werd afgesproken dat ontwikkelde landen de leiding zouden nemen in het reduceren van emissies. ‘Het slotakkoord van de COP28 erkent de berekening van het IPCC dat ontwikkelde landen hun emissies tussen 1990 en 2020 moesten reduceren met 25 tot 40 procent, maar ze laten een cruciaal detail achterwege: in de praktijk was de reductie slechts 11,3 procent. Daarnaast weigerden ontwikkelde landen een referentie op te nemen in het slotstuk naar een recent UNFCCC rapport waaruit bleek dat geen van alle ontwikkelde landen genoeg actie onderneemt om hun eigen klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen. Tussen 1992 en nu hebben landen elk jaar met elkaar afgesproken klimaatactie te ondernemen. Iedereen weet wat er gedaan moet worden, maar de gerealiseerde reductie is nog veel te weinig.’
Zonder het verleden in acht te nemen is het lastig om geloofwaardige afspraken te maken voor de toekomst, zegt Van Deursen. ‘Onder het Parijsakkoord kunnen landen zelf hun doelen bepalen en ze zijn niet verplicht om die te behalen. De Global Stocktake had deze vrijblijvendheid kunnen ondervangen door meer richting te geven aan nieuwe klimaatdoelen. Maar ontwikkelingslanden waren bang voor het aannemen van nieuwe verantwoordelijkheden als die niet gepaard gaan met voldoende klimaatfinanciering.’
Ambitie
Europa en de Verenigde Staten willen van alle landen ambitie zien in lijn met de 1,5-gradendoelstelling. Sommige ontwikkelingslanden zijn hier terughoudender in. Dit heeft te maken met het onderscheid tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, dat sinds het Parijsakkoord vervaagd is, licht Van Deursen toe. ‘We moeten mondiaal gezien naar 43 procent reductie in 2030, maar een gemiddelde Europeaan heeft een emissie van 6 ton CO2 per persoon, terwijl in India mensen maar 2 ton CO2 per persoon verbruiken. Is het dan eerlijk om van elk land te verwachten hun emissie te halveren?’
‘De EU hamert op halveren’, vervolgt Van Deursen. ‘Dat is een slimme truc, waar ik het eigenlijk niet mee eens ben. Rijkere landen zouden het voortouw moeten nemen en de transitie versnellen. Deze COP had een win-win kunnen opleveren, als we afspraken hadden gemaakt om internationaal solidair te zijn. Dat betekent duidelijk vastleggen dat rijke landen sneller moeten reduceren én voldoende middelen beschikbaar moeten stellen voor andere landen om de transitie te maken. Maar dat is helaas niet gebeurd. Nu is het een verlies-verlies situatie met vage taal rondom meer ambitie én vage taal rondom klimaatfinanciering.’
Woorden of daden
Tijdens deze COP werd door het Climate Action Network de ‘Fossil of the Year’-award uitgereikt. Die ging naar de Verenigde Staten omdat zij nog altijd veel fossiele brandstoffen produceren. ‘Dat doet me twijfelen aan hun oprechtheid: wat betekent het dat we een transition away from fossil fuels in de tekst hebben opgenomen?’
Het is dus nog maar de vraag of de tekst ook in de praktijk wordt gebracht, zegt Van Deursen sceptisch. ‘We hebben nu wel weer nieuwe afspraken gemaakt, maar er zitten nog allemaal loopholes in dit akkoord. Een woordvoerder van de kleine eilandstaten noemde dit akkoord een kano vol met gaten waarmee we proberen een rivier over te steken.’
Lichtpuntjes volgens Van Deursen
‘Al op dag één van de top werd het ‘schade en herstelfonds’ ingesteld. Dit is een belangrijke uitkomst voor ontwikkelingslanden en een lichtpuntje in het slotakkoord. De komende jaren zal blijken of er voldoende geld in dit nieuwe fonds gestopt wordt.’
Een andere belangrijke uitkomst van deze klimaattop is de Global Goal on Adaptation, vindt Van Deursen. ‘Dit doel formuleert een aantal thematische doelen die in 2030 behaald moeten zijn om landen weerbaarder te maken tegen de impact van klimaatverandering. Het addertje onder het gras is dat er nog geen numerieke indicatoren aan zijn verbonden, want deze worden pas de komende twee jaar verder uitgewerkt.’