De Noordpool warmt sneller op dan welke plek ook ter wereld. Doordat het ijs smelt, raken talloze zeehonden en walrussen hun vertrouwde ligplaatsen kwijt. Waar gaan ze heen? Dat onderzoeken Sophie Brasseur en Geert Aarts.
De onderzeeër Zr. Ms. Dolfijn lag in oktober 2021 voor anker in Den Helder toen de commandant een eigenaardig telefoontje kreeg. Het was Sophie Brasseur van Wageningen Marine Research. Zojuist had een walrus de onderzeeër uitgekozen als haar nieuwe ligplaats en ze zou er zomaar haar behoefte kunnen doen. Mocht dat gebeuren, dan verzocht marien bioloog Brasseur de commandant vriendelijk om het uitwerpsel naar haar op te sturen. De marinier kon er wel om lachen, en werkte mee.
Zo vaak gebeurt het niet dat een walrus in Nederland belandt. Walrus Freya was in 2021 de eerste walrus na 23 jaar die ons land aandeed. Het jaar erop kwam een tweede, en deze lente beviel een klapmuts – een zeehondensoort van de Noordpool – op het strand van Vlieland. Het kan toeval zijn, of het begin van een trend. Het zee-ijs rond de Noordpool verdwijnt door klimaatverandering, terwijl daar veel zeehonden en walrussen op rusten. Op zoek naar nieuwe gebieden kunnen ze ook hier terechtkomen. De vraag is of ze blijven.
De Noordpool warmt minstens twee keer zo snel op als de rest van de wereld. Naar verwachting is de Noordelijke IJszee tussen 2030 en 2050 voor het eerst ijsvrij, volgens het laatste klimaatrapport van IPCC. Juist op dat zee-ijs vinden miljoenen zeehonden en tienduizenden walrussen een plek om te rusten, te paren of jongen te krijgen. Als ze verdwijnen of verhuizen kan dat grote invloed hebben op zowel hun oude als nieuwe ligplaats: het zijn immers grote roofdieren die allerlei vissen, schelpdieren en kreeften oppeuzelen. Walrussen moeten bijvoorbeeld tachtig kilogram weekdieren per dag eten, vertelt Brasseur.
Verliggen
‘Freya de walrus kwam waarschijnlijk van de dichtstbijzijnde populatie op de eilanden van Spitsbergen en het naastgelegen Franz Jozefland’, zegt Brasseur. ‘Die populatie groeit sinds de jacht is gestopt halverwege vorige eeuw.’ Van een paar honderd dieren toen nam hun aantal toe tot meer dan vijfduizend vandaag. ’s Zomers liggen de mannetjes vooral op Spitsbergen, de vrouwtjes en jongen op Franz Jozefland. In de winter trekken de dieren het pakijs op om te paren en jongen te werpen.
Walrussen moeten dichtbij ondiep water liggen waar ze schelpdieren kunnen eten. In het noorden wordt de IJszee dieper en ongeschikt om eten te vinden. Het is dus geen optie om op te schuiven met het zee-ijs. In plaats daarvan zoeken de walrussen steeds vaker het land op, zegt Geert Aarts, ook marien bioloog en collega van Brasseur: ‘Veel walrussen klonteren samen op eilandjes. Ze liggen dan zo dicht op elkaar dat ze elkaar vertrappen.’ Met steeds meer walrussen en minder ligplaatsen, vindt Brasseur het niet verwonderlijk dat de dieren opduiken in de Noordzee. Ze zoeken nieuwe plekken, weg van de drukte.
Een jaar in de Noordzee
Ondanks dat de Noordzee een stuk zuidelijker ligt, lijkt het een geschikt leefgebied voor de walrus. Dat heeft walrus Freya volgens Brasseur laten zien. ‘Ze zwom hier ook in water van bijna 20 graden. De walrus kan misschien beter tegen warmte dan we denken.’ Het helpt wellicht mee dat walrussen geen dikke vacht hebben zoals zeehonden.
De walrus kan misschien beter tegen warmte dan we denken
Bovendien kon walrus Freya in de Noordzee prima rondkomen, wees onderzoek van haar poep uit. Naast de drol van Den Helder wist Brasseur de hand te leggen op een uitwerpsel gevonden op Terschelling. Normaliter zoekt ze in de poep naar botjes en schelpresten om het dieet te bepalen, maar bij de walrus kan dat niet. ‘De walrus zuigt het vlees uit de schelpen en blaast de resten weg. Je vindt in een drol dus vooral de zachte delen.’ Daarom gebruikte Brasseur DNA-technieken om de prooisoorten te achterhalen.
‘Verbazingwekkend was dat één soort de boventoon voerde in het dieet: de Amerikaanse zwaardschede’, aldus Brasseur. De scheermessen van dit exotische schelpdier vind je massaal op het Nederlandse strand. Voedsel is er dus genoeg. Freya zwom uiteindelijk een jaar lang rond in de Noordzee. In augustus 2022 schoot de Noorse overheid haar neer in de haven van Oslo: ze vormde een gevaar voor toeschouwers die te dichtbij kwamen.
Klapmuts
De walrus vindt in de Noordzee dan misschien een tweede thuis, voor de klapmuts betwijfelt Brasseur dat. De klapmuts is een grote gevlekte zeehondensoort, waarvan de mannetjes in paartijd een neusvleugel uitklappen en opblazen tot een rode ‘muts’ om mee te pronken. ‘De klapmuts is gewend om jongen te krijgen op ijsschotsen in zee. Dat is een heel beweeglijk en onvoorspelbaar systeem. De zoogtijd is daarom extreem kort: vier dagen na de geboorte is de pup verdubbeld in gewicht en laat de moeder hem achter. Ik vraag me af of de zandplaat op Vlieland een goede vervanging is voor zulke dieren: rond de Noordpool zie je ze zelden op land.’
De klapmuts is gewend om jongen te krijgen op ijsschotsen in zee. Ik vraag me af of de zandplaat op Vlieland een goede vervanging is
Ondanks een verbod op de commerciële jacht in 2007, blijft het aantal klapmutsen krimpen. De dichtstbijzijnde populatie ten oosten van Groenland nam in ruim een halve eeuw met negentig procent af. Dat hun aantal achteruit blijft gaan, komt waarschijnlijk doordat het zee-ijs terugtrekt en het kraamgebied dichterbij land komt te liggen. IJsberen kunnen dan vanaf het land makkelijker zeehondenpups pakken.
Rusteloos bestaan
Als de zee verder opwarmt, verwacht Aarts dat de klapmuts naar het noorden opschuift. De bioloog wil met een computermodel het gedrag van zeehonden voorspellen in een warmer klimaat. ‘De meeste zeehondensoorten komen voor rond de poolgebieden. De theorie is dat ze in het koude water sneller zijn dan de vissen waarop ze jagen.’ Vissen zijn koudbloedig en daarom trager in de kou dan de warmbloedige zeehond. ‘In warmer water wint de vis het van de zeehond. Door naar het noorden op te schuiven, houden zeehonden het voordeel op hun prooi.’
‘Maar aan die verschuiving zitten natuurlijk grenzen’, stelt Aarts. Als de opwarming doorzet, wordt het leefgebied van de klapmuts – aan de randen van het zee-ijs – steeds kleiner. ‘Ik verwacht dat dieren vaker verdwalen en aan onze kust komen.’ Brasseur twijfelt sowieso of de zeehonden naar het noorden kunnen opschuiven. ‘Behalve van opwarming hangt hun beweging af van wat wij mensen doen op zee. Als de Noordpool bevaarbaar wordt, komen er meer schepen, boorplatforms en visserijen. Dat jaagt de dieren juist weg.’
Walrussen en zeehonden gaan dus een rusteloos bestaan tegemoet. Maar terwijl de walrus ook naar warmere plekken lijkt te kunnen uitwijken, is dat voor noordelijke zeehondensoorten zoals de klapmuts onzeker. Van moeder en pup op Vlieland is na dit voorjaar niets meer vernomen. Gaan we hier toch meer klapmutsen zien, dan kunnen ze blijkbaar nergens anders terecht. En dat is geen goed teken.
Zeehonden tellen vanuit de ruimte
Onderzoekers hadden altijd een redelijk beeld van zeehondenpopulaties op de Noordelijke IJszee. De Noren tellen jaarlijks vanuit een vliegtuig de klapmutsen en zadelrobben op het ronddrijvende zee-ijs. Nu het ijs smelt en de zeehonden mogelijk uitzwermen naar andere plekken, wordt het zoekgebied te groot om met een vliegtuig af te speuren.
Jeroen Hoekendijk, promovendus bij Brasseur en Aarts, ontwikkelt daarom software die zeehonden kan tellen op satellietbeelden. ‘Een zeehond is daarop een donkere rijstkorrel op een lichte achtergrond. Je ziet te weinig detail om een soort te herkennen.’ In plaats daarvan laat Hoekendijk de software kijken naar ligpatronen. Dat bleek succesvol op luchtfoto’s van de Waddenzee: ‘De computer kan de grijze en gewone zeehonden op onze zandbanken onderscheiden omdat grijze zeehonden dichterbij elkaar liggen dan gewone zeehonden. We hopen dat de software ook op satellietfoto’s van de Noordpool de zeehondensoorten uit elkaar kan houden door zulke verschillen in social distancing.’