Met 37 zetels wordt de PVV de grootste partij in de Tweede Kamer. Nieuwkomer NSC behaalt er twintig. Beide partijen willen de internationalisering van het hoger onderwijs een halt toeroepen.
Bijna alle stemmen zijn geteld. Met kop en schouders steekt de partij van Geert Wilders boven de rest uit en dat kan ook voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek grote gevolgen hebben. Eén ding is zeker: migratie is een groot thema in de komende onderhandeling voor een nieuw kabinet. Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer wil straks de komst van buitenlandse studenten in het hoger onderwijs beperken.
Alleen al PVV, NSC en VVD hebben samen 81 van de 150 zetels. Zij willen de bacheloropleidingen weer Nederlandstalig maken, al bedingt de VVD nog een uitzondering voor de technische universiteiten. Buitenlandse studenten blijven vanzelf weg als ze de taal niet spreken, is de gedachte van deze partijen. Met steun van de BoerBurgerBeweging (BBB), het CDA en één of twee andere partijen komen deze plannen ook makkelijk door de Eerste Kamer, ook al heeft Pieter Omtzigt daar nog geen fractie.
Eerste Kamer
Want van de 75 zetels in de senaat zijn er al 36 voor de partijen BBB (16), VVD (10), CDA (6) en PVV (4). Voor een meerderheid hebben ze dan nog twee zetels nodig, bijvoorbeeld van SGP of Forum voor Democratie. Op dit punt zouden zelfs SP en Partij voor de Dieren (beide 3 zetels in de senaat) met het rechtse blok mee kunnen stemmen. Ook deze linkse partijen willen het Nederlands weer versterken als voertaal in het hoger onderwijs.
Alle bachelors Nederlandstalig? Zo’n ommezwaai is niet bij hamerslag geregeld. ‘Dat zul je stapsgewijs moeten doen’, zei Omtzigt in de verkiezingscampagne. ‘Want een gedeelte van de docenten heeft nu nog Engels als moedertaal. Die hervorming voer je in drie tot vier jaar door.’
Ook dat is een moordend tempo. De coalitieonderhandelingen kunnen nog maanden duren. Vervolgens moet de nieuwe minister van Onderwijs een eigen wetsvoorstel op poten zetten en dat moet dan door de Tweede en Eerste Kamer. Eerder dan studiejaar 2025/2026 zal het niet ingaan en waarschijnlijk pas een jaar later. En dan moet de overgangsperiode nog beginnen.
Protest
Bovendien zullen met name de universiteiten hun hakken in het zand zetten. Met protest, lobbywerk en misschien zelfs rechtszaken zullen ze proberen hun internationale positie te behouden. Hetzelfde zal gelden voor enkele zeer internationale hogescholen. Onbekend is ook hoe radicaal de partijen het roer willen omgooien, nu het menens wordt. Moet het hele bacheloronderwijs weer Nederlandstalig worden? Omtzigt wilde ooit een uitzondering maken voor ‘maximaal 20 procent van de opleidingen’.
En welke uitzonderingen blijven er dan mogelijk? Kunnen de hotelscholen en kunstacademies op de huidige voet doorgaan? Blijven de university colleges bestaan? Kan een opleiding als international business zich nog handhaven? Goede kans dat een of andere commissie dit moet uitzoeken in overleg met het hoger onderwijs zelf. Ook dan ben je al snel weer een jaar verder.
Stok achter de deur
Maar misschien willen de nieuwe regeringspartijen een stok achter de deur. Dan kunnen ze alvast een bezuiniging van 400 miljoen euro op de bacheloropleidingen inboeken, vooruitlopend op afspraken over internationalisering en de onderwijstaal. Dat bedrag komt uit de doorrekeningen van het CPB. Het is voor menige universiteit een zwart scenario en ook in het hbo zal het tot problemen leiden.
De investeringen in het hoger onderwijs en onderzoek komen sowieso in het gedrang, ook al bepleit NSC in haar verkiezingsprogramma een ‘substantieel budget voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en kennisvalorisatie’. De VVD wil er 1,3 miljard euro op bezuinigen.
Nog los van de bezuinigingen: hoe wordt het budget voor wetenschappelijk onderzoek verdeeld, nu het land een ruk naar rechts heeft gemaakt? Goede kans dat economische baten en maatschappelijk nut weer een grotere rol gaan spelen. Rechtse partijen hebben daarbij een voorkeur voor bèta en techniek, al hebben ze wellicht wat extra geld over voor vaderlandse geschiedenis en Neerlandistiek. Hoe dan ook zal er waarschijnlijk minder ruimte overblijven voor vrij onderzoek.
Juist omdat de besluiten in Den Haag gevolgen hebben voor de kwaliteit van ons onderzoek en onderwijs en de beschikbare budgetten hiervoor stoor ik mij enorm aan de huidige insteek van het bestuur van de WUR dat zij zich niet politiek uitspreken. Als deze bezuinigingen werkelijkheid gaan worden zou dit een gitzwart scenario zijn, en lijkt mij reden om juist een politieke positie in te nemen en je uit te spreken als bestuur. Het politiek afzijdig houden maakt juist het speelveld vrij voor de feitevrije politiek zoals die door sommige partijen wordt gevoerd.
Oprechte vraag: wat had WUR dan concreet anders moeten doen? Als Arthur Mol bij wijze van spreken bij Buitenhof aanschuift en daar zegt: ik onderschrijf politieke lijn XYZ dan is er – wat mij betreft – geen redelijke verwachting dat dit daadwerkelijke invloed heeft op stemgedrag. Bovendien strijkt hij, wat de politieke lijn XYZ ook inhoudt, vrijwel altijd een grote medewerkersgroep tegen de haren in.
Ik zie niet goed hoe WUR iets anders had kunnen doen in deze., maar wellicht deel je die opvatting niet.
Een dergelijke actie had ik eigenlijk wel willen zien. Misschien niet per se vanuit Arthur Mol zelf, maar vanuit de Nederlandse Universiteiten als geheel. Momenteel wordt er veel op de achtergrond gelobbyd voor bepaalde veranderingen in beleid, maar dat soort adviezen bereiken de kiezer niet, waardoor die met onvoldoende informatie een verkiezing in gaat.
Misschien ben ik wel te naïef, maar ik ben nog steeds van mening dat een duidelijke informatievoorziening en het tegengaan van valse of onvoldoende onderbouwde beweringen van politici een positieve bijdrage levert aan de rechtstaat en aan onze kenniseconomie.
Ok, eens met het punt dat een heel gevoelige discussie als over internationale studenten/internationale medewerkers vooral op de feiten moet worden gevoerd. Argumenten van voorstanders van inkrimping die ik in de afgelopen maanden heb gehoord (vaak vermengd met andere zaken) zijn meestal zoiets als:
(1) De 30%-regeling heeft een prijsopdrijvend effect op de private huurmarkt in universiteitssteden en een behoorlijk deel van de internationale medewerkers zou hier alsnog zijn gaan werken als die 30%-regeling niet bestond, hoofdzakelijk vanwege intrinsieke motivatie om in de wetenschappelijke sector te willen werken (lijkt tenminste deels waar, maar gaat vooral over 30%-regeling).
(2) Een behoorlijk deel van de internationale bachelor- en masterstudenten komt uit een bovengemiddeld sociaal milieu (platgezegd: heeft rijke ouders), ze vormen daarmee oneerlijke concurrentie voor Nederlandse studenten in de kamermarkt (geen idee of dit waar is, het lijkt in elk geval niet waar voor Erasmus-studenten want die lijken uit een qua inkomen gemiddeld sociaal milieu te komen).
(3) Het feit dat universiteiten per afgestudeerde student (bachelor en master) betaald krijgen maakt dat een teruggang in het aantal internationale studenten een negatief financieel effect op universiteiten gaat hebben. Het daadwerkelijke probleem zit dus niet in de internationale studentenaantallen maar in de inrichting van de manier waarop het academische stelsel gefinancieerd wordt. Het feit dat universiteiten graag grote aantallen internationale studenten zien betekent nog niet dat die universiteiten zich zozeer om het lot van die internationale studenten bekommeren maar vooral dat die universiteiten graag zoveel mogelijk geld willen zien (wat betreft dit argument: geen flauw idee of het waar is).
(4) Een significant deel van de internationale studenten zou ongeveer dezelfde opleiding van ongeveer dezelfde kwaliteit kunnen volgen in het land waar zij oorspronkelijk vandaan komen (geen idee of dit waar is).
(5) Het argument dat Engelstalig universitair onderwijs behulpzaam zou zijn voor studenten die later een wetenschappelijke loopbaan willen volgen is slechts van toepassing op een klein deel van de studentengroep (eerder gebruikt door Pieter Omtzigt, gaat vooral over Engelstalig onderwijs).
.. en nog tal van andere argumenten. De kwestie is natuurlijk enorm complex en raakt ook aan allerlei andere maatschappelijke vraagstukken (bijvoorbeeld de woningmarkt in universiteitssteden). Ik ben het met je eens dat de discussie de afgelopen maanden niet altijd op de feiten is gevoerd, maar ik vraag me ook wel eens af of er in deze discussie ooit een punt komt dat politici, van welke kleur dan ook, alle feiten helder voor ogen hebben.