Duurzame melkveebedrijven financieel gezonder

Maar niet elke melkveehouder heeft het economisch perspectief om te kunnen omschakelen.
Duurzame bedrijven waren minder geld kwijt aan de aankoop van veevoer. Duurzame bedrijven hebben lagere kosten; ze zijn onder andere minder geld kwijt aan de aankoop van veevoer. Foto Shutterstock

Nederlandse melkveebedrijven die beter presteerden op duurzaamheidsvlak deden het ook in economisch opzicht beter. Maar: het economische plaatje is sterk afhankelijk van bedrijfskenmerken die niet zomaar te veranderen zijn.

Dat concludeert Wageningen Economic Research in een onderzoek in opdracht van brancheorganisatie ZuivelNL. Het onderzoek betreft 236 melkveebedrijven. Die zijn onderverdeeld in een groep van de 25 procent best presterende bedrijven op de Duurzame Zuivelketen-thema’s biodiversiteit, klimaat en grondgebondenheid, plus een restgroep bestaande uit bedrijven die de overige 75 procent vormen.

Uit de vergelijking blijkt dat de melkveehouders uit de duurzame groep het bedrijfseconomisch beter deden. Dat komt zowel door een lager kostenniveau als door hogere opbrengsten. Die zorgen ervoor dat ze onderaan de streep gemiddeld 28.500 euro per jaar meer overhielden dan de bedrijven uit de restgroep, ook al waren de duurzame bedrijven gemiddeld kleiner. Gemiddeld produceerden de duurzame melkveehouders 838 duizend kilo melk per bedrijf; in de restgroep lag dat gemiddelde ruim 150 duizend kilo hoger.

Kosten en baten

De duurzame bedrijven waren met name minder geld kwijt aan aankoop van veevoer (-2,13 euro per 100 kilo melk) en mestafzet (-0,25 euro). Dat valt grotendeels te verklaren doordat ze extensiever zijn: per koe was meer grond beschikbaar dan bij de restgroep. Per hectare produceerden de duurzame bedrijven elk gemiddeld bijna 14.400 kilo melk; de bedrijven uit de restgroep zaten daar ruim 3.000 kilo boven.

De duurzame bedrijven hadden relatief hogere opbrengsten, waarbij het verschil 3,30 euro per 100 kilo melk bedroeg. Voor de helft komt dat door een betere melkprijs. Die hangt deels samen met vergoedingen voor goede duurzaamheidsprestaties, bijvoorbeeld omdat het bedrijf biologisch is of het On the way to PlanetProof-keurmerk heeft – de duurzame groep telde significant meer van dat soort bedrijven dan de restgroep. De andere helft van het opbrengstverschil had te maken met zaken zoals voorraadverandering/-waardering en betalingsrechten (=EU-geld uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, GLB). De opbrengsten uit recreatie, subsidies, energie en werk voor derden bleken niet substantieel te verschillen tussen beide groepen.

Niet generaliseren

Duurzame bedrijven bleken vaker gevestigd in Overijssel, Friesland en Groningen, de provincies waar droogte de boeren minder parten speelde dan elders. Ook bleken de bedrijven in de duurzame groep vaker gerund te worden door wat oudere melkveehouders (45- tot 55-jarigen), die doorgaans meer praktijkervaring hebben en qua financieringslasten in een andere situatie verkeren dan hun jongere collega’s.

Dat de duurzame bedrijven een beter economisch resultaat hadden, betekent niet dat er voor iedere melkveehouder economisch perspectief is om zijn of haar bedrijf in die richting te ontwikkelen, waarschuwen de onderzoekers. Specifieke bedrijfskenmerken zoals financiering, grondpositie en stalcapaciteit spelen namelijk een zwaarwegende rol in de rekensom. ‘Extensief zijn is niet hetzelfde als extensief worden’, aldus het rapport.  

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.