Oud-rector van WUR Cees Karssen op 86-jarige leeftijd overleden

Karssen blikte in 2013 in Wageningen World terug op de roerige tijden van het samengaan van univeristeit en onderzoeksinstituten. Nog steeds het lezen waard.
Kees van Ast, Cees Veerman en Cees Karssen in 1999, de eerste bestuurders van Wageningen UR – in 1998 ontstaan uit het samengaan van DLO en universiteit. Rechts Tini Colijn, algemeen directeur PPO. Foto Guy Ackermans

Oud-rector van WUR Cees Karssen overleed afgelopen weekend op 86-jarige leeftijd. Hij was rector van de Landbouwuniversiteit van 1993 tot 2000 en stond aan de wieg van de samenwerking met de landbouwkundige onderzoeksinstituten. Het was een van zijn bestuurlijke hoogtepunten, toch kreeg hij de wind van voren van boze hoogleraren, zo vertelde hij in 2013 in Wageningen World (redactie Resource).

Gewone buren waren het in het begin van de jaren negentig, de instituten van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) en de Landbouwuniversiteit. Geen gevallen voor de Rijdende Rechter, maar wel wat afstandelijk. De universiteit deed het fundamentele onderzoek en het onderwijs; de instituten, waarvan de meeste ook in Wageningen waren gevestigd, adviseerden het ministerie en deden toegepast onderzoek voor het bedrijfsleven. Zo af en toe waren er grensconflicten, maar doorgaans leefden de twee prettig langs elkaar heen. Totdat ze in 1996 door landbouwminister Jozias van Aartsen werden gemaand om samen te gaan wonen.
Dat er wat moest gebeuren in Wageningen stond volgens ingewijden buiten kijf. DLO en de universiteit waren zelfstandig te klein om voort te bestaan, laat staan om internationaal aan de weg te timmeren. De instituten leden verlies, maar vooral de universiteit stond er slecht voor. De instroom werd elk jaar kleiner. Tussen 1987 en 1997 daalde het aantal studenten van 6700 naar 3800. In 1996 stuurden Utrechtse universiteitsbestuurders zelfs een brief waarin ze een ‘alliantie’ voorstelden, waarbij ze fijntjes opmerkten dat de faculteit Diergeneeskunde per jaar net zoveel studenten afwees als er in Wageningen met hun studie begonnen.

Op vrijersvoeten

Een overname door Utrecht werd gesteund door het ministerie van Onderwijs, vertelde Van Aartsen in 2008 in een interview met Resource. Onderwijsminister Ritzen bracht de dalende studentenaantallen verschillende keren ter sprake in de ministerraad. Dat het landbouwonderwijs niet gewoon onder zijn ministerie viel, was zijn ambtenaren al lang een doorn in het oog. Onlogisch, en duur, vonden ze. Maar omdat Van Aartsen, geholpen door minister van Economische zaken Hans Wijers geen krimp gaf, liet Ritzen het erbij. Waarschijnlijk ook omdat hij ervan uit ging dat de positie van de universiteit zo hopeloos was dat die ook zonder moeite wel in de Utrechtse schoot zou belanden. Toen dat uiteindelijk niet gebeurde en Wageningen op vrijersvoeten ging met DLO stuurde Utrecht nog een bozige brief. De universiteit in Wageningen was te ‘eenkennig’, schreef het Utrechtse bestuur. En daarmee ‘zou de Landbouwuniversiteit zichzelf wel eens uit de huwelijksmarkt kunnen duwen als onaantrekkelijke partner.’

Cees Karssen heeft flink wat voor zijn kiezen gekregen. Hij twijfelde ook wel eens of we op de goede weg waren, maar hij heeft zijn rug recht gehouden.

Kees van Ast

Met een uitgewerkt voorstel kwam Jozias van Aartsen niet, toen hij de bestuurders van de Landbouwuniversiteit in 1995 in een Voorburgs restaurant vertelde dat hij Bram Peper ging vragen om hem te adviseren hoe het verder moest met de landbouwuniversiteit, DLO, de proefstations en de agrarische hogescholen. ‘Daar was hij veel te slim voor’, zei oud-rector Cees Karssen in Wageningen World die verscheen ten tijde van het 95-jarige bestaan van WUR. Een concreet voorstel had meer weerstand opgeroepen dan een onderzoek.

Fusie verkopen

Cees Karssen gebruikte de dreiging uit Utrecht om de fusie met DLO te verkopen aan sceptische hoogleraren die voorzagen dat Wageningen niet lang meer een échte universiteit zou zijn als het zou samengaan met de instituten. ‘Daar was ik niet bang voor. Ik vond dat de meerwaarde van Wageningen lag in het verbinden van fundamenteel onderzoek met concrete toepassingen. Als hoogleraar plantenfysiologie ging ik ook al naar de zaadbedrijven toe te kijken waar ze mee zaten, omdat ik vond dat daar het bestaansrecht van Wageningen lag.’ Bovendien was de keuze helder, vond Karssen. Als de universiteit niet met DLO wilde samengaan, wachtte Utrecht, en dan bleef er weinig van de universiteit over.
DLO had halverwege de jaren negentig heel andere zorgen. De instituten, waaronder het LEI, Rikilt en de instituten die later opgingen in Alterra en Plant Research International, waren onderdeel van het ministerie, maar moesten verzelfstandigen, weg van het overheidsinfuus en op zoek naar opdrachten van bedrijven om zelf meer geld in het laatje te brengen. Over de verzelfstandiging werd al heel lang gepraat, maar nu moest het er echt maar eens van komen, had van Aartsen besloten.
Topambtenaar Kees van Ast had opdracht gekregen om DLO te verzelfstandigen. Toen daarbij kwam dat de instituten zouden moeten fuseren met de universiteit, was dat voor Van Ast een gegeven. ‘Nee, ik heb nooit nagedacht over alternatieven. De optie om het niet te gaan doen, was er niet.’

Als we het toen niet gedaan hadden, zou de universiteit nu niet meer bestaan

Cees Karssen

Bram Peper adviseerde uiteindelijk om één bestuur aan te stellen voor DLO en de universiteit. Dat bestuur zou dan op korte termijn de twee instellingen moeten laten fuseren. Over twee leden van het bestuur was snel duidelijkheid. Karssen was de enige bestuurder die nog in functie was aan de universiteit. Zijn twee collega’s waren in de periode dat Peper aan zijn plan werkte met pensioen gegaan, en niet vervangen. ‘Toen zat ik er nog in mijn eentje.’ Het tweemansbestuur van DLO was ook uitgedund, door ziekte van directeur Mannes Heuver, dus Van Ast trad toe als ander lid. Na een half jaar onzekerheid werd Cees Veerman aangesteld als bestuursvoorzitter van het team, in de wandelgangen bekend als ‘de drie Kezen’.
Akkerbouwer Veerman had al een fusie-operatie geleid bij veilingbedrijf The Greenery, was bijzonder hoogleraar in Tilburg en adviseur van een aantal bedrijven. Karssen: ‘Ik geloof niet dat iemand anders het voor elkaar gekregen zou hebben. Veerman had precies het netwerk dat nodig was, in Den Haag, bij universiteiten en bij landbouworganisaties. In de landbouwwereld kende ik niemand.’

Nooit ruzie

Veerman zorgde voor een cultuurschok door al snel twee directeuren van instituten aan de kant te zetten en het personeel van de universiteit te laten weten dat hij best op wilde draven bij inspraakbijeenkomsten, maar dat hij niet van zins was veel te veranderen aan zijn plannen. Dat waren ze niet gewend aan de democratisch georganiseerde universiteit. Hoewel Veerman conflicten dus niet uit de weg ging, hadden de bestuurders onderling vrijwel nooit ruzie, zeggen Van Ast en Karssen. ‘Ik heb in mijn carrière nooit zo nuttig en aangenaam samengewerkt als met de drie Kezen’, zei Karssen. ‘Wij bleven uit elkaars vaarwater.’ Van Ast: ‘Veerman had bij zijn aanstelling gezegd, ik ben niet de man van de details, die moet iemand anders voor zijn rekening nemen. Dat heb ik toen gedaan.’ De universiteit bleef lang sceptisch over de plannen, vertelde Karssen. ‘Veel mensen waren bang dat het fundamentele onderzoek in de knel zou komen. Een flink deel van de hoogleraren vond ‘toepassing’ een woord dat je niet te vaak in de mond moest nemen.’ Bij DLO was de sfeer toeschietelijker. ‘Het was de directeur van dierkundig instituut ID-Lelystad die erop aandrong dat het woord universiteit in de naam moest, vanuit de werktitel Kennis Centrum Wageningen ontstond uiteindelijk Wageningen University & Research centre, tegenwoordig meestal aangeduid als Wageningen UR.

Toch bezuinigen

Het nieuwe bestuur kreeg in 1998 zijn eerste grote tegenvaller. Bij de kabinetsonderhandelingen voor Paars II was afgesproken dat de universiteit ruim 20 miljoen gulden moest inleveren. En dat terwijl de drie Kezen de fusie hadden verkocht aan de sceptische medewerkers van de universiteit door uit te leggen dat er echt geen geheime agenda zat achter de fusieplannen en dat alle winst van de samenwerking ten goede zou gaan komen aan onderwijs en onderzoek. Karssen moest uiteindelijk langs 25 hoogleraren om ze te vertellen dat hun leerstoel ging verdwijnen. ‘Een ellendige tijd’, zegt hij terugkijkend. ‘We moesten vlak voor de kerst van de ene vakgroep naar de andere om het slechte nieuws te vertellen. Vreselijk.’ Van Ast: ‘We waren ontzettend boos. Het ministerie had ons ook altijd voorgehouden dat we de efficiencywinst mochten investeren in nieuwe ontwikkelingen. Maar dat hielp natuurlijk weinig. Toen hebben we onze knopen geteld en geconstateerd dat er geen andere mogelijkheid was dan accepteren en doorgaan met het plan.’

Kartonnen oren

De bezuinigingen wakkerden de onvrede die toch al bestond onder medewerkers verder aan, zegt Karssen. ‘Er was geen draagvlak. Ik heb gepraat als Brugman, dat we geen keuze hadden, dat de minister nu eenmaal had besloten, maar ik geloof niet dat ik daarmee meteen overtuigde.’ Van Ast: ‘Cees Karssen heeft flink wat voor zijn kiezen gekregen. Hij twijfelde ook wel eens of we op de goede weg waren, maar hij heeft zijn rug recht gehouden.’
Vijftien jaar later, in 2013, kijken Van Ast, inmiddels vice-voorzitter van de Universiteit Twente en de gepensioneerde Karssen tevreden terug op de roerige eerste jaren. De universiteit heeft meer studenten dan ooit, op 1 oktober 2012 stonden er 7500 ingeschreven en Wageningen UR profiteert volgens de oud-bestuurders bij het aantrekken van onderzoeksfinanciering van de integratie tussen toegepast en fundamenteel onderzoek. Van Ast: ‘Ik weet nog wel dat we in de Junushoff zaten met heel grote kartonnen oren die actievoerende studenten op ons hoofd hadden geplakt. Daar kwam de ene na de andere club ons vertellen hoe dom we waren. Ik denk dat je nu kunt zien dat we geen slechte keuzes hebben gemaakt. De hoofdstructuur die we toen hebben bedacht, staat nog steeds en er komen weer meer studenten naar Wageningen. Volgens mij is de academische vrijheid ook niet aangetast.’ Karssen: ‘Als we het toen niet gedaan hadden, zou de universiteit nu niet meer bestaan.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.