De verkiezingen komen eraan. In de programma’s van Nederlandse politieke partijen is volop aandacht voor studenten. Resource zet met hulp van het Hoger Onderwijs Persbureau de belangrijkste thema’s uit de concept-verkiezingsprogramma’s op een rij.
Basisbeurs
Sinds dit collegejaar is de basisbeurs terug, maar van sommige partijen mag er nog wel een schepje bovenop. BIJ1, Forum voor Democratie (FvD), BoerBurgerBeweging (BBB) en Partij voor de Dieren (PvdD) willen de basisbeurs verhogen. De PvdD specificeert dat tot 475 euro per maand voor uitwonende studenten, terwijl BIJ1 de hoogte van de beurs het liefst afhankelijk maakt van het inkomen van de ouders en de student zelf. De tijdelijke verhoging van de uitwonendenbeurs zou permanent moeten worden, vindt D66.
De VVD, die eerder mede verantwoordelijk was voor het schrappen van de basisbeurs, wil het instrument nu ‘behouden voor alle studenten’. De Socialistische Partij (SP) wil dat ‘iedereen die dat wil en kan zonder belemmeringen, en zonder zichzelf in de schulden te stekken, [moet] kunnen studeren’. Als het aan hen ligt krijgen studenten – ook volwassenen die zich willen laten bijscholen – een hogere studiebeurs. Dat bij- en omscholen komt ook terug in het programma van de VVD. De partij noemt het ‘essentieel voor persoonlijke ontwikkeling en economische groei’.
Arbeidsmarkt
Het hoger onderwijs zou in dienst moeten staan van de arbeidsmarkt, aldus de VVD. Die visie delen meerdere partijen, net als de wens voor een herwaardering van praktijkgerichte studies. De PVV richt zich in haar programma op praktische studies, die opleiden tot beroepen in tekortsectoren. De partij wil ‘geen samensmelting van hbo en wetenschappelijk onderwijs’. Van FvD mogen universiteiten sowieso wel krimpen, want ‘universiteiten zijn bedoeld voor een select aantal mensen die uitzonderlijke capaciteiten, interesse en toewijding hebben’. Universitair onderwijs mag weer elitair worden.
Het CDA kijkt in dit thema vooral naar de terugloop van studenten in techniek en zorg. ‘Wij stimuleren instellingen, ouders en aspirant-studenten om voor opleidingen te kiezen waar vraag naar is op de arbeidsmarkt.’ Die stimulering kan bijvoorbeeld voortkomen uit verlaging van het collegegeld.
Collegegeld en lening
De VVD wil het collegegeld verlagen voor studies in zogenoemde tekortberoepen. PvdD verlaagt het collegegeld liever voor iedereen, terwijl BIJ1 het collegegeld helemaal wil afschaffen en D66 iedereen de kans wil bieden om een tweede studie tegen het wettelijke, lage collegegeldtarief te volgen. CDA promoot het flex-studeren, waarbij studenten hun collegegeld per studiepunt betalen. De VVD zou graag zien dat studenten desgewenst hun vakken bij verschillende instellingen kunnen volgen.
Volt pleit voor de invoering van een renteplafond van 2,5 procent op studieleningen. BBB vindt het niet behoorlijk dat studenten rente betalen op hun studieschuld en CDA wil dat afgestudeerden makkelijker van hun studieschuld kunnen afkomen.
Extra steun
De generatie ‘pechstudenten’ die hebben gestudeerd ten tijde van het leenstelsel moet worden gecompenseerd, vinden PvdD, BIJ1, FvD en BBB. D66 wil de rente op de studielening van deze generatie beperken, ‘ongeacht hoelang de student onder het leenstelsel studeerde’. De studielening zou volgens de partij ook niet moeten meetellen bij de aanvraag van een hypotheek.
Voor studenten die wegens een beperking of bestuurswerk studievertraging oplopen moet meer geld beschikbaar komen, vindt GroenLinks-PvdA. Dat zou volgens deze partij ook bijdragen aan de motivatie om toe te treden tot bijvoorbeeld een medezeggenschapsraad. ChristenUnie (CU) vindt iets soortgelijks: studenten die buiten hun invloed studievertraging oplopen moeten financiële steun krijgen.
PvdD wil de ov-kaart met studentenreisproduct helemaal gratis maken, ook voor wie niet afstudeert. Volgens FvD moet de ov-kaart weer de hele week geldig worden. D66 wil de ov-kaart uitbreiden met een abonnement op de ov-fiets voor doordeweekse dagen.
Internationalisering
‘De toegenomen massaliteit gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs’, schrijft PvdD over het toegenomen aantal internationale studenten. Hieronder vallen onder andere de beperkte beschikbare huisvesting en overvolle collegezalen. D66 is juist in principe positief over de komst van buitenlandse studenten naar Nederland. ‘Studenten leren door internationale contacten meer over de ander en zichzelf. Internationale studenten versterken de kennispositie van Nederland.’ Bijna alle partijen hebben de internationalisering opgenomen in hun programma, maar de oplossingen voor dit probleem variëren tussen partijen.
VVD erkent bijvoorbeeld de waarde van internationale studenten, onderzoekers en samenwerkingen, maar wil tegelijkertijd ‘meer grip op wie in Nederland komt studeren’. SP wil ‘opleidingen en studentenhuisvesting voor jongeren uit Nederland toegankelijk houden’ en daarom moet het aantal studenten uit het buitenland ‘worden beperkt’. Dat wil ook FvD.
Volt wil juist per instelling kijken waar behoefte aan is. ‘Een universiteit als in Maastricht is in veel grotere mate afhankelijk van de internationale studenten dan bijvoorbeeld universiteiten in Amsterdam of Leiden.’ Deze partij wil de uitwisseling van studenten in Europa bevorderen.
Zoals verwacht is PVV stelliger op dit thema. Volgens hen heeft internationalisering ‘flinke schade toegebracht voor de toegankelijkheid van universiteiten voor de kinderen van Nederlandse belastingplichtige ouders’. Deze partij stelt dat ‘universiteiten er in de eerste plaats [moeten] zijn voor onze kinderen’.
Studietaal
Volgens de PVV heeft internationalisering ‘het Nederlands als academische taal marginaal [hebben] gemaakt’. Daarom moeten bacheloropleidingen alleen nog maar Nederlandstalige programma’s aanbieden en moet er een maximum worden gesteld aan het aantal buitenlandse studenten aan masteropleidingen.
In ieder geval bacheloropleidingen moeten Nederlandstalig zijn, vinden ook VVD (‘tenzij de arbeidsmarkt anders vereist’) en GroenLinks-PvdA (‘alleen Engelstalig onderwijs voor opleidingen waar het niet anders kan’). SP ziet graag dat elke studie ‘volledig in het Nederlands te volgen en te voltooien’ is.
D66 is voorstander van internationalisering, ‘op voorwaarde dat het kwaliteit toevoegt en niet alleen een middel is om de onderwijsfinanciering op te krikken’. Zodoende mag Engels de voertaal van een opleiding in Nederland zijn, ‘mits het van meerwaarde is’.
CU ziet graag internationaal talent naar Nederland komen, maar ziet ons land niet als ‘opleidingsplaats voor elke student die zich meldt’. Daarom moet Nederlandstalig onderwijs worden aangeboden.
Geen ‘geld per student’
Partijen vragen zich hardop af of het huidige systeem, waarin instellingen geld krijgen per (afgestudeerde) student nog houdbaar is. Volgens CDA zou de focus minder moeten liggen bij studentenaantallen en meer op de maatschappelijke taken van een instelling. Ook FvD en CU willen een andere manier van financiering van het onderwijs, waarbij studentenaantallen minder belangrijk worden. Dat beaamt ook de VVD, die vindt dat universiteiten en hogescholen meer moeten samenwerken en minder ‘concurreren’ op studentenaantallen.
BIJ1 is concreter. Deze partij wil de bonus per afgestudeerde afschaffen. Het hoger onderwijs moet sowieso meer geld toegezegd krijgen, vinden ze. Daarmee kunnen instellingen geld van (fossiele) bedrijven afslaan en zodoende hun onafhankelijkheid vergroten.
Financiering van onderzoek
‘Onderzoek moet bijdragen aan toekomstig verdienvermogen van Nederland’, vindt de VVD. Daarom moet er volgens deze partij meer onderzoeksgeld naar ‘bijvoorbeeld technisch, medisch en bèta-onderzoek’. Met een speciale kennisagenda moet deze kennis inderdaad in de economie en maatschappij terechtkomen.
De SP wil ook investeren in wetenschappers en hun onderzoek. De partij wil onafhankelijkheid van het onderzoek kunnen waarborgen. Externe opdrachtgevers mogen nog wel, maar zij mogen geen invloed uitoefenen op het onderzoek. Een potentiële oplossing hiervoor is om een onderzoeksfonds op te richten. Dat ziet ook GroenLinks-PvdA wel zitten. De maatschappelijke waarde van het onderzoek kan op die manier ook beter getoetst worden. Volt wil iets vergelijkbaars, maar dan met grote samenwerkingsprojecten in Europees verband.
De PvdD legt de bal bij juist bij de overheid, die structureel meer zou moeten investeren in de wetenschap. Zo zouden schimmige derde geldstromen en dubbele petten van hoogleraren kunnen worden voorkomen. BBB wil het liefst beide; de partij wil dat het toekomstige kabinet meer gaat investeren in de wetenschap én samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderzoekers. D66 wil juist het gesprek tussen wetenschappers en de samenleving bevorderen.
Als het aan FvD ligt verdwijnt publiek/private onderzoeksfinancier NWO, want universiteiten moeten zelf bepalen waar ze onderzoek naar doen. De partij wil investeren in ‘grensverleggend, fundamenteel onderzoek.’