Docenten aan Nederlandse universiteiten krijgen vaker een vast contract dan voorheen: van gemiddeld 71 procent van de medewerkers in 2021 naar 74 procent in 2022. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Universiteiten van Nederland (UNL).
Landelijk gezien kregen met name docenten en universitair docenten (ud) flink vaker een vaste aanstelling. In 2021 had nog 62 procent van de docenten (=zonder onderzoekstaak) een tijdelijke baan, nu geldt dat nog voor 54 procent. Bij universitair docenten (ud’s) gaat het om een daling van 29 naar 19 procent.
WUR vormt een uitzondering op die trend. Het aantal Wageningse docenten met een tijdelijke aanstelling daalde maar beperkt, van 119 naar 114. Het aantal ud’s met een tijdelijk contract nam zelfs toe, van 121 naar 124.
Relatief gezien heeft Wageningen – of om preciezer te zijn: Wageningen University, medewerkers met een WR-contract tellen niet mee bij de inventarisatie van UNL – minder docenten met een flexcontract dan gemiddeld: 45 procent bij WUR, tegen landelijk 53 procent. Hetzelfde geldt voor de postdocs: met 387 van de 411 van de postdocs ligt het aandeel flexers in Wageningen (82 procent) lager dan het landelijke gemiddelde: 88 procent. Bij de universitair docenten heeft WUR verhoudingsgewijs wél veel meer tijdelijke contracten: 38 procent, tegen landelijk een kleine 20 procent.
De vele tijdelijke contracten aan universiteiten zijn al jaren een twistpunt. Na aanhoudende protesten van docenten en vakbonden hebben de universiteiten beloofd zich in te spannen om het aandeel vaste contracten te vergroten. Daar worden ze in gesteund door recente investeringen van het kabinet via sectorplannen en starters- en stimuleringsbeurzen. ‘Door het structurele karakter van de investeringen wordt eindelijk rust en ruimte gecreëerd voor universitair personeel’, constateert UNL, die de politiek daarom oproept om de structurele investeringen te continueren in de komende kabinetsperiode.