Met de Tour de France vers in het geheugen stappen recreatieve wielrenners gemotiveerd op de fiets. Het is niet onwaarschijnlijk dat zij geïnspireerd raakten door de uitgekiende voedingsstrategieën van de profs.
Wie de ambitie heeft om zijn of haar voedingspatroon aan te passen voor betere sportprestaties, kan leren van Wageningse onderzoekers. Mireille Baart, onderzoeker bij de leerstoelgroep Humane Voeding en Gezondheid (en WUR-sportvrouw van het jaar), onderzocht met haar collega’s de verschillen tussen een koolhydraatarm (low carbohydrate, high-fat, ofwel LCHF) en een koolhydraatrijk (high carbohydrate, ofwel HC) dieet op prestaties.
Recreatieve atleten
‘Deze diëten passen in de huidige tijdgeest waarin recreatieve sporters steeds vaker experimenteren met bijvoorbeeld intermitterend vasten of een ketogeen dieet’, aldus Baart. Ze manipuleren zo hun suikerinname. ‘Hiermee willen zij hun lichaam een extra trainingsprikkel geven om de vetverbranding tijdens inspanning te verhogen. De redenatie hierachter is dat je lijf dan minder afhankelijk is van de, relatief beperkte, glycogeenvoorraden (glucose, red.) in de lever en spieren.’ Op vetvoorraden kunnen we – in theorie – weken blijven sporten. Maar kun je als recreatief atleet wel optimaal presteren op een dieet dat zo weinig suikers bevat?
Boodschappenlijstje
In dit onderzoek werden data gebruikt van veertien recreatieve mannelijke atleten. Zij volgden twee weken lang een koolhydraatarm dieet en twee weken lang een koolhydraatrijk dieet, in willekeurige volgorde. In het koolhydraatarme dieet was minder dan 10 procent van de calorieën afkomstig uit koolhydraten. Zo’n 75 procent van de calorieën was afkomstig uit vetten. Het koolhydraatrijke dieet bestond juist uit veel koolhydraten: meer dan de helft van de calorieën kwam uit suikers. Tussen de diëten zat een periode van drie weken waarin deelnemers hun normale dieet volgden.
Recreatieve sporters experimenteren steeds vaker met hun dieet
Mireille Baart, onderzoeker bij de leerstoelgroep Humane Voeding en Gezondheid
Proefpersonen kregen een uitgebreide boodschappenlijst mee voor ontbijt, lunch, diner en tussendoortjes van elke dag van de week. In het koolhydraatarme dieet aten proefpersonen bijvoorbeeld 48+ kaas, olijfolie, margarine, noten, koolhydraatarm brood en muffins met bieten. Voor het koolhydraatrijke dieet waren dit: 30+ kaas, zonnebloemolie, margarine, noten, mueslirepen, vruchtensappen.
Presteren
Tijdens ieder dieet voerden de proefpersonen na twee en veertien dagen een fietstest uit waarbij ook hun energieverbruik werd gemeten aan de hand van de in- en uitgeademde lucht. Baart berekende vervolgens het percentage van het totale energieverbruik door de atleten voor de geleverde inspanning – de exercise efficiency en de hoeveelheid zuurstof die zij nodig hadden om de prestatie te leveren – de exercise economy.
Na twee dagen was de exercise efficiency lager bij het koolhydraatarme dieet dan bij het koolhydraatrijke dieet en dat gold ook voor de exercise economy. De verschillen tussen beide diëten werden minder groot na veertien dagen, hoewel de exercise economy wel nog lager bleef bij het koolhydraatarme dieet. Daarmee komen de resultaten overeen met eerdere studies, schrijven de auteurs. Ze adviseren recreatieve atleten daarom om, voor prestatiedoeleinden, niet te switchen naar een koolhydraatarm dieet, maar om gewoon hun koolhydraten te blijven eten.