WUR liet vorige week weten niet de deuren te sluiten voor samenwerking met de fossiele industrie. Doel is koersen richting minder samenwerking. Resource polst de meningen over deze strategie.
Martijn Duineveld, universitair hoofddocent bij de Cultural Geography Group: ‘Als leden van Scientists4Future Wageningen zijn wij teleurgesteld in het besluit dat na een half jaar aan gesprekken is genomen. Het levert verdere vertraging op in het verbreken van de banden met de fossiele industrie. Er is meer dan genoeg bewijs dat deze industrie te weinig doet om de doelen zoals gesteld in de klimaatovereenkomst van Parijs te halen. Bovendien speelt die een rol in wetenschappelijke desinformatie. Daarom zijn wij vóór een besluit om de banden te verbreken. We zijn blij te lezen dat de raad van bestuur erkent dat er bedrijven zijn die de transitie vertragen of tegenwerken, en dat ze aangeven bereid te zijn over te gaan tot een aanpak waarbij niet alleen het project geëvalueerd wordt, maar ook de partner met wie zal worden samengewerkt. Toch zijn wij van mening dat het uitblijven van een besluit waardoor alle banden per direct verbroken worden, problematisch is. Samenwerken met de fossiele industrie maakt ons allen medeverantwoordelijk voor de wanpraktijken ervan.’
Wolter Elbersen, senior onderzoeker WFBR, doet onder meer onderzoek naar duurzame aanvoer van biomassa (onder meer bio-energie): ‘Volgens mij is het eenvoudig: de EU bepaalt de richtlijnen voor onder meer hoe we biomassa grootschalig inzetten om fossiel te vervangen. En daar hebben wij verstand van, onder meer opgedaan met geld van de overheid die wil dat die kennis toegepast wordt. Als bijvoorbeeld Shell die kennis niet bij ons kan halen – als we de banden zouden verbreken – dan halen ze het ergens anders. En misschien is die kennis veel slechter. De industrie en ook beleidsmakers hebben onze kennis over duurzame aanvoer van biomassa – voor bijvoorbeeld duurzame energie – hard nodig. Je kunt denken denken ‘so what’. Maar dan gebruiken we gewoon meer fossiele energie en stellen we duurzame alternatieven weer uit.
Dat er strengere criteria komen, is prima. WUR moet daarbij alert zijn op de spelletjes die worden gespeeld. De fossiele industrie vertraagt vaak de transitie. Ze zeggen bijvoorbeeld dat de technologie er nog niet is of dat het niet veilig is. Het is een juiste beslissing om de samenwerking met fossiel niet te verbreken: we hebben energie nodig en zij hebben de infrastructuur die nodig is om de wereld draaiende te houden. Daarnaast moeten we vooruit blijven kijken en opletten. Hoe word je gebruikt? Wees geen useful idiot. Meer organisaties moeten daar op letten. Ik werk ook aan verduurzaming van oliepalm daar sta je ook voor dilemma’s die hier veel op lijken.’
Het is niet de basis van de wetenschap om in gesprek te blijven met destructieve partijen
Ignas Heitkönig, universitair docent Wildlife Ecology and Conservation en docent van het jaar
Birgitte Wear, masterstudent Climate Studies: ‘Fossiele energiebedrijven bestaan bij gratie van de vernietiging van de natuur en het uitbuiten van kwetsbare mensen. WUR zegt ’s werelds duurzaamste universiteit te zijn en daarmee is haar samenwerking met de fossiele industrie niet alleen hypocriet, maar ook zeer schadelijk, omdat het deze bedrijven van een goedkeuringsstempel voorziet. WUR staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Door de invloed van fossiele bedrijven te accepteren en verwelkomen, en niet duidelijk te zijn over deze banden, draagt WUR bewust bij aan klimaatongelijkheid en greenwashing.’
Wij hebben uitgebreid onderzoek en argumenten aangedragen waarom strengere maatregelen niet werken
Vignesh Raghunathan, student Climate Studies en lid van EndfossilWUR
Ignas Heitkönig, universitair docent Wildlife Ecology and Conservation en docent van het jaar: ‘In de Q&A op intranet las ik: Waarom stelt WUR geen moratorium in zoals andere universiteiten? En het antwoord luidde: ‘Omdat we zeer terughoudend willen zijn in het categorisch en volledig uitsluiten van partijen – welke partij dan ook – van het gesprek. Het is juist de basis van wetenschap dat je ook -en misschien wel vooral- in gesprek blijft met partijen waarmee je het niet volledig eens bent. Bovendien geloven wij dat het bedrijfsleven een grote en positieve bijdrage kan en moet hebben in de mondiale transities om klimaatverandering een halt toe te roepen.’ Ik ben met stomheid geslagen door dit ‘antwoord’. Er wordt gesuggereerd dat, hoe destructief een bedrijf ook is, de universiteit ermee ‘in gesprek’ moet blijven omdat dit de basis van wetenschap is. Dit is gewoon fout. Het is niet de basis van de wetenschap om in gesprek te blijven met destructieve partijen. Deze partijen zijn aantoonbaar schadelijk en blijken keer op keer hun schadelijke activiteiten voort te zetten. Prima dat je gelooft ‘dat het bedrijfsleven een grote en positieve bijdrage kan en moet hebben in de mondiale transities om klimaatverandering een halt toe te roepen’, maar grote oliemaatschappijen gebruiken zogenaamd constructieve projecten om hun fossiele activiteiten te greenwashen. Het werken aan de kwaliteit van leven staat niet op één lijn met het geloven in sprookjes. Een moratorium is een tijdelijke stop, een voorzorgsmaatregel die genomen wordt tot er ruim voldoende bewijs is dat het vernieuwen van banden met de fossiele sector bijdraagt aan ‘quality of life’.’
Radicaal verbreken van de banden met de fossiele industrie helpt volgens mij niet om de klimaatuitdagingen sneller op te lossen
Gerhard de Ruiter, business unit manager WFBR
Vignesh Raghunathan, student Climate Studies en lid van EndfossilWUR: ‘Dit nieuws is een anticlimax. Het besluit is eigenlijk om een andere partij het besluit te laten nemen. End Fossil had al rekening gehouden met een dergelijke omtrekkende beweging. Dit besluit door de raad van bestuur lijkt op een slechte film waarbij de beroerde kwaliteit van het verhaal gecompenseerd wordt door een all-star cast. Maar het blijft een slechte film. Wij hebben uitgebreid onderzoek en argumenten aangedragen waarom strengere maatregelen niet werken. Fossiele bedrijven hebben eenvoudigweg meer wettelijke en economische middelen om alles – behalve het verbreken van banden – te omzeilen. Welk beleid we ook hebben, het zal om die reden altijd onvoldoende zijn. En dat zou een organisatie die zichzelf ziet als voorloper op het gebied van klimaatwetenschappen toch moeten weten. Een onlangs in de Financial Times verschenen reportage liet ook zien dat marktpartijen de energietransitie onvoldoende snel oppakken. Het bestuur moet beseffen dat je niet op bedrijven kunt vertrouwen om stappen te zetten voor klimaatverandering.’
Gerhard de Ruiter, business unit manager WFBR: ‘Ik vind het een verstandige aanpak. Dus niet alleen het project beoordelen, maar ook de partij erachter. Het is wel lastig om eenduidige criteria te formuleren. Je loopt het risico dat besluitvorming een oneindige interne discussie wordt. Praktische uitvoerbaarheid is belangrijk. Als je het hebt over de fossiele industrie: er spelen veel belangen en de transitie kost veel geld. Maar het geld is er en dat is nodig om met elkaar de transitie te realiseren. Radicaal verbreken van de banden met de fossiele industrie helpt volgens mij niet om de klimaatuitdagingen sneller op te lossen. De vraag is: hoe gaan we met elkaar de transitie versnellen zonder geweld te doen aan de academische vrijheid, integriteit van de WUR en onafhankelijkheid van wetenschap? Daarbij moeten we niet naïef zijn en ook waken voor greenwashing. Dat bedrijven die investeren in kleine projecten van WUR niet kunnen zeggen: ‘Kijk eens hoe goed we bezig zijn’. Tot slot: wij zullen als WUR transparanter over onze samenwerkingen moeten zijn en inzichtelijk moeten maken met wie we werken en waar die samenwerking over gaat. Die informatie is nog steeds moeilijk te vinden.’
WUR moet daarbij alert zijn op de spelletjes die worden gespeeld. De fossiele industrie vertraagt vaak de transitie
Wolter Elbersen, senior onderzoeker WFBR
Yuca Waarts, econoom van Wageningen Economic Research: ‘We moeten kritisch kijken naar hoe we de meeste impact kunnen maken. Ik hoop dat het beslissingskader, dus de criteria en het plan, zich richt op hoe we positieve impact kunnen maken, terwijl we de – indirecte – negatieve voorkomen. Als we scherp kiezen voor het behalen van zoveel mogelijk impact, dan zullen we automatisch niet samenwerken met partijen met – indirecte – negatieve impact. Tenzij we daarmee hun negatieve impact willen omzetten in positieve. Maar hoe meet je de mogelijke – indirecte – impact van een activiteit of project? En hoe vergelijk je die met andere activiteiten van WUR en alle activiteiten van partners van WUR? Kunnen we een ‘low impact’ samenwerking afwijzen om beschikbaar te zijn voor een ‘high impact’ samenwerking als we daardoor even geen werk hebben? Daarom zijn het beslissingskader en een implementatieplan belangrijk voor de WUR om die optimale impact te bereiken.’
Het belangrijkste product van de fossiele industrie is de collectieve zelfmoord van de mensheid. Het stelt me diep teleur dat het bestuur niet het lef heeft gevonden om op te staan voor de wil van het merendeel van onze gemeenschap om de banden met deze industrie te breken.
De advies-commissie die het bestuur met deze beslissing opricht, is expliciet opgedragen dat zij niet tot de conclusie mogen komen dat alle banden met de fossiele industrie gebroken moeten worden. Dit gaat in tegen het advies van o.a. het overgrote merendeel van de deelnemers aan de “Let’s Explore” sessie, waarvan beloofd was dat deze als input had moeten dienen voor de beslissing van het bestuur.
Het is voor mij overduidelijk dat academici en studenten zich moeten verenigen om van beneden uit verzet te bieden tegen een bestuur dat de belangen van de industrie boven de belangen van de wetenschap en de mensheid verheft