Dik een jaar geleden stapte Ernst van den Ende over van Plant naar Dier – een werkveld met nét wat meer gevoeligheden en gedoe, vorig jaar treffend geïllustreerd door het veelbesproken vleesprotest op de (vegetarische) AID-barbecue. Maar daar is al genoeg over gezegd; het is tijd om in te gaan op de andere dilemma’s en de toekomst van Animal Sciences Group (ASG) en z’n nieuwe directeur.
Tekst Willem Andrée en Marieke Enter
‘Weet je welke vraag ik het meest kreeg na mijn overstap naar ASG?’, zegt Van den Ende na afloop van het interview met Resource. ‘Hoe het zit met mijn overhemden.’ Als directeur van de Plant Sciences Group kon je hem uittekenen in een hemd met een botanische print. In allerlei varianten heeft hij ze: bloemetjes, blaadjes, boompjes, lianen – noem maar op. In zijn nieuwe functie draagt hij ze nog steeds. ‘Ik zie mezelf nog niet zo gauw lopen in een koeien- of varkensprintje. Wel heb ik inmiddels een mooi hemd met schelpen’, grijnst hij. Reflecteert zijn garderobe toch een beetje zijn nieuwe werkkring.
Maar genoeg trivialiteiten; met Van den Ende vallen volop serieuze onderwerpen te bespreken. Want als één WUR-tak een werkveld heeft vol veranderende ethische inzichten en felle maatschappelijke discussies, dan is het Dierwetenschappen wel. Van stikstof tot vogelgriep, van proefdieren tot stalbranden, van een Noordzee vol windturbines tot artificiële intelligentie op het erf: bij Dier is het dagelijkse kost, inclusief alle dilemma’s die bij die onderwerpen horen. Van den Ende is er nu zo’n anderhalf jaar directeur. Eerder was hij vanuit de Wageningen Management Board al betrokken bij een aantal diergerelateerde dossiers. Zo stond hij op de kar om Farmers Defence Force toe te spreken toen de actiegroep verhaal kwam halen op de campus. Een gesprek aan de hand van tien thema’s.
Aanzien
‘Animal Sciences Group staat vooral bekend om z’n werk voor en in de veehouderij. Ik weet dat daar binnen en buiten WUR weleens met een scheef oog naar wordt gekeken. Medewerkers hebben soms zelfs het gevoel zich te moeten verdedigen dat ze hier werken. Ik ben daar wars van. Mijn simpele redenatie is: hoe groter de spanning, hoe groter de noodzaak voor een transitie en hoe belangrijker ons onderzoek. Bovendien zijn de mensen van Dier veel veranderingsgezinder dan het stempeltje dat ze opgedrukt krijgen. Het is echt een imago-dingetje. Dus wat mij betreft vertellen we veel nadrukkelijker wat we doen, wat we wíllen doen, waarom dat ertoe doet en wat onze visie is op de toekomst van dieren en diersystemen.’
Ambitie
‘Met ASG wil ik herkend worden als partner in dierwaardige, duurzame veehouderij. En ook als expert in functie en gedrag van dieren – niet alleen van gehouden dieren in stallen, maar ook van dieren in ecosystemen. Voor ecosysteembeheer en biodiversiteit op zee gebeurt dat al; Marine Research geeft daar op een aansprekende en relevante manier invulling aan. Voor ecosystemen op land heb ik zo’n zelfde rol voor ogen; onze expertise over dieren is ook in die context van grote waarde. Ten derde is ASG de partij die heel goed weet wat er gebeurt in dier-mensinteracties op het gebied van gezondheid. Denk aan vogelgriep, Q-koorts en allerlei andere vormen van ellende. Dat zijn de drie thema’s waaraan ASG de komende jaren wil werken, vaak in nauwe samenwerking met anderen.’
Kennis koppelen
‘Als we kennis beter koppelen, kan WUR meer verschil maken. Wij hebben bijvoorbeeld de ethici van Social Sciences hard nodig voor vraagstukken rond dierwaardige veehouderij. Of als er weer gedoe is rond de voedselsituatie in de Oostvaardersplassen: betrek er niet alleen de ecologen bij van Environmental Sciences, maar ook onze Animal Nutrition experts. Ik ben volop lijntjes aan het uitwerpen om samenwerkingen vorm te geven. Hoe meer maatschappelijke druk, hoe relevanter het is om samen op te trekken.’
Onafhankelijk onderzoek
‘Borging van onze onafhankelijkheid behoeft voortdurend aandacht. Als je ons vraagt wat we van iets vinden, krijg je naar eer en geweten antwoord. Mijn ervaring is dat dat zeker bij opdrachten voor de overheid niet altijd makkelijk was in het verleden – Sjoukje Heimovaara kaartte het onlangs ook aan in NRC.
Ik zet mijn mobiele nummer niet meer onder mijn mails
Bij projecten voor bedrijven of ngo’s valt onafhankelijkheid goed vast te leggen in een contract. Maar voor het ministerie van LNV werken we onder een subsidie, waardoor het daar vaker voorkomt dat beleidsmedewerkers soms van alles willen. Maar ik sta voor mijn medewerkers, dus dat gaat niet gebeuren. Dat is soms best lastig, maar wel heel belangrijk. Onafhankelijkheid is alles, zeker naarmate de maatschappelijke discussie intensiveert.’
Onaangename aandacht
‘Onderzoek doen naar beladen kwesties kan veel druk en onaangename aandacht met zich meebrengen. Ik begrijp het wel als mensen zeggen: laat mij maar binnen vier muren onderzoeker zijn. Zelf ben ik daar na een paar onaangename ervaringen ook wel in veranderd. Ik zet bijvoorbeeld mijn mobiele nummer niet meer onder mijn mails. TV-interviews thuis doe ik ook niet meer. Terwijl ik vroeger geen seconde nadacht over dat soort dingen.’
Nationaal versus internationaal
‘Voor mij hét grote verschil tussen Plant en Dier. Bij Plant kon ik met gemak één nationaal en internationaal verhaal vertellen, terwijl het bij Dier totaal verschillende werelden zijn. Internationaal hebben we te maken met een waanzinnige toename van de vraag naar dierlijke eiwitten. Gaan we dan roeptoeteren dat het niet kan, dat iedereen maar vegetariër moet worden? Of gaan we toch als kennispartner meedenken om de schadelijke effecten zo veel mogelijk te beperken? Ik vind dat echt een dilemma. In het nationale debat voel ik een andere verantwoordelijkheid. Ik denk dat we in Nederland hartstikke goed naar nieuwe vormen van landbouw kunnen komen, mits we de consument meekrijgen. Zo niet, dan komt het erop neer dat we het probleem naar het buitenland verleggen.’
Minder vlees
‘Dierlijk eiwit zie ik als onderdeel van een goed consumptiepatroon. Maar we moeten er wel veel minder van eten dan nu. Sowieso moeten we minder eten. Nederland zit nu op 130 gram eiwit per dag; dat moet 70 gram zijn. Daarnaast is de verhouding nu twee derde dierlijk en een derde plantaardig en dat moet andersom. Dan kom je ook tot een hele andere inrichting van het voedselsysteem en dan kunnen dieren een andere positie krijgen.’
Dierwaardige veehouderij
‘Veel mensen zijn om uiteenlopende redenen kritisch over de intensieve veehouderij en dat is goed. Efficiëntie en productiviteit hebben heel lang op één gestaan. Ik wil dat niet meer; dierwaardigheid moet op één komen te staan. Dat betekent van alles voor het stalontwerp, voor hoe we omgaan met dieren, voor de hoeveelheid dieren. Simpele oplossingen zijn er niet.
Borging van onze onafhankelijkheid behoeft voortdurend aandacht
Neem dierwaardigheid in de varkenssector. Voor mij betekent dat bijvoorbeeld: geen staarten meer couperen. Maar hoe los je het onderliggende probleem op van staartbijten? Mensen denken dat het op een leuk biologisch bedrijf, met wat minder dieren per vierkante meter, vanzelf verdwijnt. Maar zo simpel is het niet. Allerlei factoren spelen een rol, zoals klimaat, voeding en sociale structuren die bij varkens veel complexer zijn dan we lange tijd dachten. Om dit probleem aan te pakken is én diepgaande kennis nodig van functie en gedrag van dieren, én van verschillende houdsystemen. Daarin wil ik mensen meekrijgen.’
Studenten
‘Je zou denken: die komen niet meer, gezien het sentiment rond dierhouderij. Maar het tegendeel is waar. Volgens de actuele prognoses zitten we op 140 eerstejaars, nog los van onze ‘blauwe bachelor’. Daarmee behoort Animal Sciences tot de grootste Wageningse opleidingen, met de grootste groei – al moet ik daar wel de kanttekening bij plaatsen dat daar ook zo’n 30 à 40 uitgelote diergeneeskundestudenten bij zitten, die niet allemaal blijven. Voor de nieuwe bachelor Marine Sciences staat de teller nu op 85 aanmeldingen. Die studie raakt duidelijk een snaar. Supergaaf vind ik dat, ook omdat het een opleiding is waarbij meerdere sciencesgroepen betrokken zijn.’
Slapeloze nachten
‘Ik kan goed afstand nemen van m’n werk. Ik ben er nooit klaar mee, maar aan het einde van de dag of in het weekend gaat de knop om. Waar ik wel wakker van kan liggen, is als een van onze mensen iets naars overkomt. Menselijke drama’s raken me enorm.’
CV
Ernst van den Ende (60) studeerde Plantenziektenkunde aan Wageningen University en promoveerde in 1992 bij de leerstoelgroep Fytopathologie. Hij werkte aanvankelijk als onderzoeker bij verschillende proefstations (fruit, bollen en boomkwekerij) en vanaf de oprichting van het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving in diverse leidinggevende rollen, waaronder die van algemeen directeur Plant Sciences Group (2009 – 2021). Sinds 2022 is hij algemeen directeur Animal Sciences Group. Hij maakt onderdeel uit van de Wageningen Management Board.