In 2030 moeten alle EU-landen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen 50 procent teruggeschroefd hebben. Een bezorgde bodemkundige en ervaren toelatingsexpert discussiëren over de toekomst van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland.
Corné Kempenaar is senior onderzoeker geïntegreerde gewasbescherming en precisielandbouw bij Agrosysteemkunde en collegelid bij het Ctgb, de Nederlandse toelatingsautoriteit van gewasbeschermingsmiddelen. Violette Geissen is hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer bij Omgevingswetenschappen, waar ze onderzoek doet naar de milieugezondheidseffecten van pesticidenresten.
Kempenaar: ‘Het plan van de EU is om minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, door het totale gebruik in kilogrammen terug te brengen. Dat werkt niet goed. Het is dan minder aantrekkelijk om laag-risico middelen te gebruiken omdat je daar in kilogrammen meer van nodig hebt, ze werken minder bij een zelfde hoeveelheid. Daarnaast is niet duidelijk benoemd wat een laag-risico middel is, terwijl we daar wel een voorkeur aan willen geven. Daar komt Europa niet uit.’
Geissen: ‘Ik blijf me grote zorgen maken om gewasbeschermingsmiddelen. Ik zie steeds middelen op de markt komen die toch niet veilig blijken, dan komt er een nieuw middel en dat blijkt later toch ook niet veilig genoeg. Hoezo is dat het voorzorgsprincipe, waar de EU zegt zich op te baseren?’
Kempenaar: ‘Ik wil verder kijken dan de zorgen om alleen de bestrijdingsmiddelen. Het gebruik ervan moet steeds afgewogen tegen de effecten van de alternatieven. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het gebruik van RoundUp tegen onkruid, dan zijn er ook mechanische manieren om van je onkruid af te komen. Maar daar maak je meer bodemleven mee dood dan met dat middel, blijkt uit onderzoek van mij. Ik ben voor elke methode die bijdraagt aan het duurzamer maken van het geheel. En niet dogmatisch denken dat het één per definitie fout is en het ander niet.’
Geissen: ‘Mechanische bestrijding van onkruiden heeft inderdaad ook negatieve effecten. Maar die blijven wel op de akker. Ik zie in mijn onderzoek dat resten van middelen overal aanwezig zijn. In huisstof op boerderijen en bij hun buren. Voor die langdurige blootstelling aan deze chemische stoffen bestaan geen normen, geen afspraak over hoe veel te veel is.
We kunnen makkelijk acht miljard mensen voeden zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen
Violette Geissen
Dertig procent van de middelen die wij in ons Europees onderzoek aantreffen, zijn beschreven als potentieel kankerverwekkend of kankerverwekkend. Deze stofdeeltjes adem je dagelijks in. De EFSA, de Europese instantie die de toetsingskaders voor toelating op de markt opstelt, neemt dit risico niet mee.’
Kempenaar: ‘Stoffen die kankerverwekkend zijn laten we niet toe in Nederland. Maar het klopt dat er voor een toelating voor een middel geen verplichte evaluatie is naar inademing van deeltjes die zich over lange afstanden verspreiden. De toxicologen zeggen dat ze hier nog niet zenuwachtig van worden, omdat ze wel de blootstelling meten bij de boeren die de middelen gebruiken. Als ze daar geen risico meten, dan verwachten ze dat ook niet tien kilometer verderop.’
Geissen: ‘Ik maak me daarnaast zorgen over de effecten van combinaties van middelen. Het toetsingskader kijkt alleen naar de risico’s van individuele middelen, maar neemt nergens mee hoe dat zit. In een project zoek ik nu uit hoe het zit met de effecten van combinaties van middelen in de lucht en in huisstof.’
Kempenaar: ‘Die effecten van combinaties van middelen wordt wel bekeken voor wat we eten. Met modellen bepalen toxicologen of er risico’s zijn. Die zien geen aanleiding om de rode vlag te hijsen. Ook hier verwachten ze dat inname als voedsel een groter risico is dan een combinatie van middelen inademen op grote afstand.’
Geissen: ‘Dat wordt aangenomen ja, maar het is niet getest.’
Kempenaar: ‘Dat klopt, maar het zijn geen domme mensen die daar over gaan.’
Geissen: ‘Bij ons project werken ook geen domme toxicologen.’
Kempenaar: ‘Ik ben pertinent tegen het beeld dat we een slecht toelatingssysteem hebben, maar het kan altijd beter. Het is goed dat je nu onderzoek doet naar de effecten van die combinaties op het bodemleven. Ik wil er wel bij zeggen dat dit probleem nog breder is dan alleen voor gewasbeschermingsmiddelen.
Ik ben voor elke methode die bijdraagt aan het duurzamer maken van het geheel
Corné Kempenaar
We kennen inmiddels ruim 250.000 chemische stoffen in onze omgeving. Dit probleem telt voor al deze stoffen. Willen we al die chemie de wereld uit? En dan komen we bij een ander belangrijk punt. We kunnen volgens deskundigen van de WUR geen acht miljard mensen voeden zonder gebruiken van agrochemie. Natuurlijk moeten we dat wel zorgvuldig doen.’
Geissen: ‘Weet je hoeveel calorieën we per dag per persoon in Europa produceren? Dat zijn er 3400! Dertig procent daarvan gooien we weg, een groot deel is voor de veeteelt. We kunnen makkelijk acht miljard mensen voeden zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen. En dat mag met moderne technieken, het hoeft niet allemaal biologische landbouw te zijn. Maar met betere rotatie, strokenteelt, meer agro-ecologie, robotisering voor onkruidbestrijding, zoals jij ook onderzoekt. In het buitenland zie ik veel goede initiatieven, daar zie ik hoe het kan.’
Kempenaar: ‘Ik vind dat je de Nederlandse boer nu wel erg neer zet als een karikatuur. De agrariërs kijken zeker ook naar het buitenland en zijn goed opgeleid. Maar hun verdienmodel zit klem, deels door de hoge grondprijs. Om het probleem van het verdienmodel aan te passen, moet de hele maatschappij anders ingericht worden.’
Geissen: ‘Dat is wat er moet gebeuren.’