Meer dan een kwart van de Nederlandse honingbijenvolken overleefde afgelopen winter niet, rapporteren de Nederlandse bijenhouders. Daarmee ligt de wintersterfte op een niveau dat al meer dan een decennium niet is voorgekomen. Dat blijkt uit de monitoring die WUR jaarlijks uitvoert.
In 2019 vroeg Resource zich nog af waar de bijensterfte was gebleven. Terug van weggeweest, lijkt dit jaar het antwoord. Van de 2779 geënquêteerde Nederlandse bijenhouders meldden er 280 dat ze al hun volken verloren waren. 1075 rapporteerden dat ze geen enkele wintersterfte hadden. Met 41,6 procent heeft de provincie Utrecht de hoogste wintersterfte; de imkers in de provincie Limburg rapporteren het laagste aandeel (16,6 procent).
Een duidelijke oorzaak voor de hoge wintersterfte is vooralsnog niet aan te wijzen, zegt honingbij-onderzoeker Harmen Hendriksma. ‘Eigenlijk staan alle usual suspects wel in het verdachtenbankje.’
Weersomstandigheden
Hendriksma noemt onder meer de weersomstandigheden: 2022 kende een erg droge zomer en milde winter. De aanhoudende droogte kan het voedselaanbod in de directe omgeving negatief hebben beïnvloed. Daarnaast duurde het door de aanhoudend hoge temperaturen in het najaar relatief lang voordat volken in overwinteringsmodus gingen. ‘Ze bleven maar nieuw broed voortbrengen, terwijl het voedselaanbod al niet meer toereikend was. En dan met name de pollenkant, dat voor imkers niet valt aan te vullen met het suikerwater dat ze hun volken ’s winters geven’, legt de onderzoeker uit.
De suggestie dat de opkomst van de Aziatische hoornaar misschien een rol speelt – deze week in het nieuws omdat de exoot inmiddels is opgerukt tot in bijna alle Nederlandse provincies – acht Hendriksma onwaarschijnlijk. ‘Een Aziatische hoornaar kan zeker schadelijk zijn voor een volk: als voortdurend een predator rondhangt bij de kast, vliegen bijen niet meer vrijelijk in en uit om te fourageren. Maar de Aziatische hoornaar is hier nog niet zo algemeen. De situatie is niet zoals in België, waar al sprake is van honderden tot duizenden nesten. Bovendien laten juist Limburg en Brabant relatief lage wintersterftecijfers zien, terwijl de Aziatische hoornaar daar het meest voorkomt.’
Varroa
Waarschijnlijker acht hij dat de varroamijt een belangrijk aandeel heeft in de wintersterfte. Deze parasiet plant zich voort in het bijenbroed en draagt vaak ziekteverwekkers met zich mee. Een voorbeeld is het deformed wing-virus, dat de vleugels misvormt. Ook indirect draagt de mijt bij aan een gebrekkige ontwikkeling van de bijen. ‘En als een bijenvolk al verzwakt de winter in gaat, is het risico op sterfte veel hoger. Van varroa is bekend dat het zeer sterk correleert met wintersterfte’, weet Hendriksma.
Hij sluit niet uit dat ook andere factoren een rol spelen. De manier van houden door de imker, bijvoorbeeld. ‘In bepaalde Randstedelijke kringen is het hip geworden om bijen te houden. Nieuwe bijenhouders hebben nog niet dat fingerspitzengefühl voor de gezondheid van hun volk van ervaren imkers. En sommigen gebruiken bewust geen anti-mijtenmiddelen, maar proberen via natuurlijke selectie de weerbaarheid van volken te vergroten – met meer mortaliteit als trade-off.’
Handen jeuken
Om meer zicht te krijgen op wintersterfte en de oorzaken ervan, worden de gegevens uit de enquête nog nader geanalyseerd – de imkers zijn ook bevraagd over het voedselaanbod en hun bestrijding van ziektes en plagen. De resultaten van die analyse worden later dit jaar verwacht. Hendriksma hoopt dat daarnaast budget wordt gevonden voor meerjarig onderzoek. ‘Mijn handen jeuken om meer grip te krijgen op wintersterfte.’
De COLOSS-enquête (COlony LOSSes) wordt jaarlijks in 40 landen uitgevoerd. In België was de wintersterfte eveneens relatief hoog: 23 procent. Duitse imkers daarentegen rapporteerden een wintersterfte van circa 12 procent. De hoge wintersterfte in Nederland kan volgens honingbij-onderzoeker Hendriksma knelpunten opleveren in bijvoorbeeld de fruitteelt. ‘Een kwart van de volken is verloren gegaan. Niet alle telers zullen evenveel volken geplaatst kunnen krijgen als ze wel zouden willen’, verwacht hij.