Dat is de boodschap van onderzoek waarop Lieke Dreijerink vorige week promoveerde. Zij onderzocht de klassieke kloof tussen denken en doen, toegespitst op het milieu. Waarom hebben daarmee, en met de natuur het beste voor, maar is het zo lastig er ook naar te handelen? Dreijerink onderzocht specifiek de zogeheten spillover.
Spillover gaat over de invloed van het ene gedrag op het daaropvolgende. Dreijerink: ‘Bij een positieve spillover leidt een eerste milieuvriendelijke gedraging tot een volgende. Bij negatieve spillover niet en wordt er na iets milieuvriendelijks juist iets gedaan wat niet goed is voor het milieu. Alsof mensen een afweging maken: ik heb net iets goeds gedaan, nu mag het wel even wat minder.’
Fietsen
Dat negatieve spillover bestaat, toonde Dreijerink aan met een experiment waarbij deelnemers (online) plaatjes van onveilige fietssituaties moesten beoordelen. ‘Bij de ene groep werden de milieu-voordelen van mogelijke oplossingen benadrukt, bij de andere groep juist de financiële voordelen. Dat was het eerste gedrag. Als beloning kregen de deelnemers lootjes om aan een cadeau uit te geven, het tweede gedrag.’
Die cadeaus verschilden onderling in milieu-impact. De meeste mensen kozen cadeaus met een negatieve milieu-impact. ‘Dat is dus negatieve spillover’, zegt Dreijerin. Maar het experiment bracht ook iets positiefs aan het licht. ‘Als er informatie werd gegeven over de milieu-impact van de cadeaus, werd wel milieuvriendelijker gekozen. Vooral door personen uit de ‘milieugroep’ bij de fietstaak. Negatieve spillover valt dus wel bij te sturen en informatie speelt daarbij een rol.’
Op elk niveau van motivatie zie je wat mensen ongeveer doen qua milieuvriendelijk gedrag en welke volgende stap dichtbij is
Lieke Dreijerink, AMS Institute
Sturing is ook mogelijk door rekening te houden met de motivatie van mensen. Dreijerink legde ruim 1500 personen 17 vormen van milieuvriendelijk gedrag voor en vroeg of ze dat uitvoerden. Van glas scheiden tot een warmtepomp aanschaffen. ‘Met een zogeheten Rasch-analyse kun je daaruit de moeilijkheid van bepaald gedrag berekenen en het motivatieniveau dat daarbij hoort.’ In een grafiek tegen elkaar uitgezet, levert dat een soort gedragsladder op.
Die ladder heeft praktisch nut. Dreijerink: ‘Op elk niveau van motivatie zie je wat mensen ongeveer doen qua milieuvriendelijk gedrag en welke volgende stap dichtbij is.’ Glas recyclen vindt iedereen makkelijk en kost weinig motivatie. Maar voor vegetarisch eten of de aanschaf van een warmtepomp is veel motivatie nodig. ‘Je kunt met deze ladder heel gericht manieren bedenken om mensen te stimuleren een stapje verder te zetten.’
Springplank
Het onderlinge verband tussen gedragingen valt zelfs in cijfers uit te drukken. Als bijvoorbeeld iemand met het openbaar vervoer reist, is de kans tien procent hoger dat-ie zijn spullen bij ecologische bedrijven koopt. Dreijerink: ‘Het ene gedrag kan dus een springplank zijn voor een volgende milieuvriendelijke stap.’ Maar daar moet je als beleidsmaker wel wat voor doen. ‘Je kunt er niet zomaar op rekenen dat het ene milieugedrag het andere uitlokt. Je moet beide gedragingen gericht ondersteunen.’