Machtsmisbruik, intimidatie, pesten: als ombudsfunctionaris kent Jacqueline Schoone ook de allerlelijkste kant van WUR. Ze analyseert waar het structureel scheef zit en wat eraan te doen valt. Binnenkort brengt ze een nieuwe rapportage uit. Wat zijn de trends, wat valt op?
‘Mensen vinden het nog lastig elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag, ook bij WUR. Ook komt het nog steeds voor dat grensoverschrijdend gedrag met de mantel der liefde wordt bedekt: “ach ja, hij is nou eenmaal een aparte” of “ze bedoelt het niet zo”. Maar ongewenst gedrag dat door de vingers wordt gezien, kan voortduren en verergeren. Ik zie gelukkig wel een kanteling. Wangedrag wordt steeds minder gepikt. Mensen zijn er klaar mee, ze willen dat het ophoudt.’
Enorme impact
‘Veel van de klachten komen van onderop. Dat past binnen een bredere, maatschappelijke trend. Het schandaal bij The Voice heeft een enorme impact gehad. Iedereen is er nu van doordrongen hoe destructief en verwerpelijk een onveilige omgeving is. De norm is verschoven. Grensoverschrijdend gedrag hoef je niet meer over je kant te laten gaan. En van je collega’s of medestudenten mag je verwachten dat ze voor je in de bres springen. Van een individueel probleem is een onveilige omgeving een collectieve opgave geworden. Ook mensen die “arrivé” zijn, die zich allang niet meer druk hoeven te maken over repercussies, hoor ik zeggen dat ze het tegenover zichzelf niet meer kunnen verantwoorden om er niks aan te doen. Wegkijken kán niet meer. Dat is een fantastische ontwikkeling.’
Meer meldingen
‘Ik voorzie dat het aantal meldingen nog fors gaat toenemen. De terughoudendheid om een voorval te melden, neemt snel af. Mensen staan sterker in hun schoenen, gesteund door de veranderende maatschappelijke opvattingen over wat wel en niet oké is – en niet te vergeten de arbeidsmarkt. Nog niet zo lang geleden had je een onveilige omgeving maar te accepteren als je een mooie loopbaan nastreefde, omdat het zogenaamd all in the game was. Dat is honderdtachtig graden gedraaid. Het KNAW-rapport hierover, een prima stuk trouwens, benoemt dat sociale veiligheid een voorwaarde is voor wetenschappelijke kwaliteit.’
Sociale veiligheid wordt een werkgevers-asset
‘Ik wil nog wel een stap verder gaan: sociale veiligheid wordt een werkgevers-asset. Universiteiten worden straks door medewerkers de maat genomen over wat zij doen aan veiligheid en werkplezier. Niet genoeg? Dan gaan mensen ergens anders heen. Het besef groeit dat het nergens voor nodig is om in een onveilige omgeving te werken. Mensen vinden zichzelf meer waard dan dat. Leidinggevenden zullen ook nadrukkelijker aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid om er wat aan te doen. Een van mijn aanbevelingen is om ze daar beter op toe te rusten.’
Studenten
‘Van studenten komen nog relatief weinig meldingen, al weten ze de vertrouwenspersonen gelukkig wel goed te vinden. De meldingen nemen wel toe sinds de richtlijn er is over bij wie je waarvoor terecht kunt, maar naar mijn smaak mogen studenten de weg nog beter weten te vinden. Dat is overigens een bekend patroon, ook bij andere universiteiten.’
De nieuwe generatie studenten is een stuk wakkerder en assertiever
‘Studenten doen voornamelijk melding uit een zekere sociale bewogenheid, om te voorkomen dat het andere studenten ook overkomt. Als het over henzelf gaat, hun eigen belang, dan kiezen ze vaak voor een uitweg die medewerkers en zeker PhD’ers niet hebben: het probleemgedrag uitzitten totdat het vak afgelopen is, want daarna hoef je die persoon nooit meer te zien. Dat lost niets op inderdaad, maar studenten voelen niet altijd voor het gedoe van een melding. Dat gezegd hebbende merk ik wel dat de nieuwe generatie studenten een stuk wakkerder en assertiever is. Ze laten niet met zich sollen – en terecht.’
Extra meldpunt
‘Dit najaar krijg WUR een extra meldpunt. Het is een extra ‘voordeur’; de meldingen worden gewoon doorgezet naar de reguliere kanalen. Maar melders hoeven dus niet eerst uit te zoeken waar ze eigenlijk moeten zijn. Ook kunnen mensen bij dat nieuwe meldpunt desnoods anoniem een melding doen. Door de melddrempel zo laag mogelijk te maken, hopen we zo veel mogelijk incidenten boven water te krijgen.’
‘Het indienen van een formele klacht bij WUR heb ik weleens omschreven als “welhaast een onneembare stap”, omdat de procedure niet op alle punten uitnodigend is. Het is al niet niks om formeel te klagen: je moet bewijs aanleveren, je riskeert discussie over de vraag of je klacht wel of niet gegrond is. En dan stelt het klachtenreglement ook nog eens de eis dat een klager “alle informele wegen” moet hebben bewandeld voordat een klacht in behandeling wordt genomen. Dat kan makkelijker en veiliger, vind ik. De goede punten zie ik overigens ook, hoor. Bij de behandeling van een klacht hoeven beklaagde en klager bijvoorbeeld niet oog in oog met elkaar te komen. Voor veel klagers is dat een hele opluchting. Maar door de bank genomen ademt de klachtenprocedure nog iets te veel de gedachte “dat we er als redelijke mensen toch samen uit moeten kunnen komen”. Dat is in principe ook zo, maar uitwassen vragen om meer. Iemand die voortdurend een patroon laat zien van intimidaties of seksueel grensoverschrijdend gedrag, verdient het misschien om een formele klacht aan de broek te krijgen. Grensoverschrijdend gedrag mag niet zonder consequenties blijven.’