Oeroude methodes aanvullen met nieuwe kennis; WUR-onderzoekers testen welke rassen en gewassen bij elkaar floreren of juist niet. ‘We willen zien hoe we zoveel mogelijk combinaties kunnen testen, zonder veel ruimte te gebruiken: dit is een stap verder dan stroken- of mengteelt.’
Onderzoeker Peter Bourke fietst op een stille campus richting Unifarm. Hij draagt een cowboyhoed. Op het perceel bij Droevendaal werkt hij met medewerkers van Unifarm, met studenten en met andere onderzoekers aan een proef met strokenteelt en pixelsystemen. Het project is één van de drie zogenoemde ‘flagship projecten’ van het WUR investeringsthema “Biodiversity-Positive Food Systems”.
Inmiddels staan op de hectare biologische grond negen gewassen verdeeld over achthonderd plots. Van haver tot boekweit en van bieten tot quinoa. Van elk gewas staan er drie rassen. ‘We willen zien,’ vertelt Bourke terwijl hij tussen het opkomende groen doorloopt, ‘hoe we zoveel mogelijk combinaties kunnen testen, zonder veel ruimte te gebruiken.’ Bourke en zijn collega’s hebben het testveld opgedeeld in stroken en die stroken weer in plotten. ‘We weten nu zoveel meer dan honderd jaar geleden. En we willen niet alleen onderzoeken welke combinaties het goed doen, maar ook methodes ontwikkelen om gewassen te veredelen zodat ze geschikter worden voor teelt in combinatie met een ander gewas.’
Stikstof en drones
Nieuw is deze manier van testen en telen uiteraard niet, vertelt Bourke. Het is herontdekking of hergebruik van oude kennis. ‘Dat sommige gewassen het goed doen bij elkaar weten we al lang. Denk aan Zuid-Amerika: daar heeft eeuwenlange selectie laten zien dat mais, bonen en pompoenen het goed doen bij elkaar, ook zonder kunstmest of bestrijdingsmiddelen. Of denk aan tuinbonen. Die staan hier ook; de stikstofbehoefte van de bonen is laag omdat ze zelf stikstof binden, dus dan kun je ernaast een gewas zetten met een hogere stikstofbehoefte. Dat is kennis vanuit de ecologie en die kunnen we weer voor landbouw gebruiken. Als we minder bestrijdingsmiddelen willen, moeten we naar andere systemen, net als vroeger.’
De meer dan achthonderd plotjes worden in delen geoogst; nu de andijvie, dan de boekweit
Onderzoeker Peter Bourke
Elke drie weken laten de onderzoeken drones over de plots vliegen om opnames te maken die laten zien welke gewassen het goed of slecht doen naast elkaar. De onderzoekers kunnen niet alles met de hand meten, daarvoor is het veld dan weer net te groot. De meer dan achthonderd plotjes worden in delen geoogst; nu de andijvie, dan de boekweit. Bourke: ‘Er zijn al interessante dingen zichtbaar. De bieten doen het bijvoorbeeld slecht naast quinoa. Dat zou door de droogte kunnen komen. Maar zo’n combinatie wil je dus als teler niet.’
Het onderzoek gebeurt met een brede groep onderzoekers van verschillende groepen, vertelt Bourke tot slot. ‘We doen dit met wetenschappers van verschillende groepen. Piter Bijma van Animal Breeding and Genomics en ik trekken de kar en er zijn collega’s bij betrokken van Soil Biology, Crop Systems Analysis, Farming Systems Ecology, Plant Ecology & Nature Conservation, Open Teelten, Biosystematics en Molecular Biology, onder andere. Het project duurt tot eind 2024.’