Krachten gebundeld tegen voedselverspilling

Belangrijke rol voor informele bedrijven en ambassades in lage- en middeninkomenslanden.
Drijvende markt in Banjarmasin, Indonesië. Foto Shutterstock

De helft minder voedsel verspillen in 2030, dat is het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties. In lage- en middeninkomenslanden treden de grootste voedselverliezen op tussen oogst en consumptie. WUR-onderzoekers hebben verschillende oplossingen verzameld in een boek.

Jaarlijks gaat wereldwijd ongeveer 1,3 miljard ton voedsel verloren. Landen met hoge inkomens verspillen het meeste voedsel in de stap van consumptie. In landen met lage- of middeninkomens vinden de grootste verliezen plaats tussen productie en consumptie, bijvoorbeeld tijdens de oogst, opslag of transport. In wetenschappelijk onderzoek is die tweede categorie van verliezen ondervertegenwoordigd, stelt Sanne Stroosnijder, onderzoeker bij Wageningen Food and Biobased Research. Ze is programmamanager Food Loss and Waste Prevention en een van de initiatiefnemers van het boek A journey into the world’s food systems in search of losses, waste and ways to solve them. Het boek werd 13 juni gepresenteerd Omnia tijdens het WIFI evenement (Wageningen Integration For Impact).

Bundeling

‘In Wageningen doen veel wetenschappers onderzoek naar voedselverspilling en voedselverliezen, maar veelal vanuit verschillende disciplines die onderling niet altijd met elkaar verbonden zijn’, vertelt Sanne Stroosnijder. ‘Het boek brengt hen bij elkaar.’ In aanloop naar de publicatie zijn de twintig auteurs en andere onderzoekers samengekomen om hun expertise en bevindingen te delen. ‘Food & Biobased Research en Environmental Research hebben bijvoorbeeld kennis over databases uitgewisseld en andere onderzoekers werken nu samen rondom de adoptie en adaptatie van innovaties. De een houdt zich bezig met de technische kant en de sociale wetenschappers weten meer over het managen van stakeholders.’

Informele bedrijven

Veel voedselverspilling in landen met lage- of middeninkomens treedt op tussen de boerderij en de verkoper: tijdens de handel, het transport, de opslag en de verwerking. Bij die stappen zijn vaak kleine informele bedrijven aan het werk die nergens geregistreerd staan en waarop geen toezicht is. Dat maakt het moeilijk om hen met bestaande (formele) wetgeving en richtlijnen te bereiken. De informele economie beslaat zo’n 25 tot 40 procent van het bruto nationaal product in zulke landen. Deze bedrijven kunnen een sleutelrol spelen in het terugdringen van verliezen, maar dat vraagt om een andere aanpak en erkenning van hun belangen, aldus de auteurs.

Stroosnijder ziet een belangrijke rol weggelegd voor ambassades om WUR-kennis en expertise te delen. ‘Er is een wereldwijd netwerk van landbouwraden op de Nederlandse ambassades, die onze kennis verspreiden en contacten leggen met relevante lokale partners in lage- en middeninkomenslanden.’ Vorige week sprak Stroosnijder de landbouwraden hierover tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het Landbouwattachénetwerk op de Floriade in Almere. ‘Diverse landbouwraden, waaronder Polen, Indonesië en Mexico, hebben eerder met WUR samengewerkt op dit thema dat in hun regio’s zeer relevant is. Tijdens de bijeenkomst waren de eerste reacties op het boek dan ook positief.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.