Drie op de vier Nederlandse basisscholieren (tussen 9 en 11 jaar oud) eet te weinig groente, vier op de vijf te weinig fruit. Om dat te verbeteren, kunnen Nederlandse scholen meedoen aan lesprogramma’s over gezond eten: EU-Schoolfruit en Smaaklessen. Angeliek Verdonschot onderzocht hoe effectief deze programma’s zijn.
Verdonschot keek mee met Smaaklessen op vijftien scholen. In 2017-2020 werd dit programma ingezet op ongeveer vijfduizend van de zevenduizend basisscholen. Smaaklessen bestaan uit vijf lessen met experimenten, koken, proeven en huiswerk met de ouders. Voor de evaluatie gebruikte de onderzoeker een beoordelingsmodel van de University of Newcastle (Australië), waaraan ze naast WUR promoveerde. ‘Het is vooral een manier om de kwaliteit te bespreken, niet om scholen of programma’s te vergelijken.’
Ouders
Daarnaast onderzocht Verdonschot het effect van EU-Schoolfruit in combinatie met Smaaklessen op gezond eetgedrag van kinderen. De lespakketten bleken van hoge kwaliteit, al hing het effect op het eetgedrag van leerlingen af van de school: op scholen zonder beleid voor gezond eten als norm – bijvoorbeeld geen koekjes in de pauze – aten kinderen na deelname aan EU-Schoolfruit meer groente en fruit dan kinderen die niet aan het programma meededen. Ook kinderen bij wie thuis minder gelet wordt op gezond eten, aten gezonder na deelname aan EU-Schoolfruit en Smaaklessen.
Verdonschot vindt dat lessen over gezonde voeding een plek moeten krijgen in het vaste curriculum van basisscholen. ‘Ook zou er meer maatwerk moeten komen en zou het goed zijn als het lespakket de ouders erbij betrekt.’