‘In the end we will conserve only what we love; we will love only what we understand; and we will understand only what we are taught.’
– Baba Dioum
We leven in een tijd waarin vele soorten dreigen uit te sterven nog voor wij er iets over te weten zijn gekomen. Tegelijkertijd kunnen de meeste biologiestudenten nog geen kever van een wants onderscheiden en ligt alle taxonomische kennis bij een kleine groep grijze oude mannen.
Taxonomie – het beschrijven en indelen van levensvormen – is noodzakelijk om het leven op aarde te leren kennen, herkennen en beschermen. Desondanks is er steeds minder geld beschikbaar, minder interesse en raakt veel kennis langzaamaan verloren. Het onlangs verschenen artikel ‘Vaarwel, meester Prikkebeen’ op de website van Resource stuitte ons dan ook tegen de borst. Het wekt volgens ons ten onrechte de suggestie dat (1) de taxonomie uitgezwaaid kan worden, (2) verzamelen niet belangrijk is en (3) verzamelen van insecten invloed heeft op de globale insectenachteruitgang. We willen daar flink wat nuance in aanbrengen.
In het artikel wordt de imaginaire ‘meester Prikkebeen’ uitgezwaaid. Het archetype van de 19e-eeuwse vlindervanger kunnen we vandaag de dag inderdaad uitzwaaien, maar niet omdat taxonomie ophoudt te bestaan. Integendeel. Genetisch onderzoek zal in de nabije toekomst het verzamelen van specimens niet kunnen vervangen, juist omdat de DNA-code nog onbekend is van soorten waarvoor veel taxonomische expertise nodig is. Ook kan genetisch onderzoek het belangrijkste neveneffect van taxonomie niet vervangen: de liefde voor de natuur ontdekken door die met eigen ogen te zien – iets dat de welbekende quote van Baba Dioum mooi illustreert.
Of het doden van insecten noodzakelijk is voor educatie en onderzoek, dát is een belangrijke vraag. De hedendaagse taxonoom maakt gebruik van macrofotografie, beeldherkenning en moleculaire technieken, maar verzamelt waar nodig nog steeds insecten. Iedereen die biodiversiteit onderzoekt, moet vroeg of laat materiaal verzamelen. Zonder verzamelonderzoek zouden we überhaupt niet weten dat er een insectenachteruitgang gaande was. Het volledig aan banden leggen van het verzamelen, werkt hierin volgens ons juist averechts. Het verzamelde materiaal dient niet enkel voor educatie, maar is ook een bron voor toekomstig onderzoek. Zolang ze goed bewaard blijven, hebben specimens een stijgende waarde voor allerlei toekomstig genetisch, toxicologisch, taxonomisch en ecologisch onderzoek. Het verzamelen en doden van insecten moet wel met grote zorg gebeuren en alleen als het strikt noodzakelijk is.
Laten we tot slot de feiten erbij halen; het verzamelen van insecten heeft geen invloed op hun populaties. Sterker nog, argeloze alledaagse keuzes van ons allemaal, resulteren in een veelvoud aan gesneuvelde insecten vergeleken met wat wordt verzameld in de gehele Pyreneeëncursus. Denk bijvoorbeeld aan directe gevolgen van grasmaaien of een autorit of de indirecte gevolgen van het eten van bespoten gewassen, gebruik van DEET of het ontvlooien van je huisdier.
Het is ‘vijf voor twaalf’, het allerlaatste moment om het tij te keren en zo veel mogelijk soorten een bestendige toekomst te geven. Laten we juist hierom beter letten op onze keuzes en de soortenrijkdom om ons heen eer aandoen. Niet door ze stilletjes te laten verdwijnen door onze argeloosheid, maar door ze op te zoeken, te leren kennen en daardoor te kunnen beschermen.
Eva Drukker (PhD), Rick Buesink en Corné van der Linden (masterstudenten) van Biosystematiek, tevens begeleiders van de Pyreneeënexcursie
Deze ingezonden brief is een reactie op het artikel ‘Vaarwel, meester Prikkebeen’ waarin universitair hoofddocent Nina Fatouros uitlegt waarom studenten tijdens de jaarlijkse Pyreneeënexcursie geen insecten meer doden.