Menig melkveehouder klinkt dat als muziek in de oren. Promovendus Eline Burgers concludeert dat het vaak écht kan.
In de melkveehouderij is het gebruikelijk om koeien ieder jaar te insemineren, zodat na negen maanden dracht weer een kalf wordt geboren en een nieuwe lactatie – een periode waarin de koe melk geeft – start. De afkalfperiode is echter een relatief stressvolle tijd, met extra werk voor de melkveehouder en grotere gezondheidsrisico’s voor de koeien.
Zo moeten koeien worden ‘drooggezet’ voordat ze afkalven. Soms is de melkgift op dat moment nog erg hoog, wat extra risico geeft op mastitis, uierontsteking. Na de geboorte van het kalf speelt weer een ander risico: de melkproductie stijgt dan zo snel, dat het dier onvoldoende voer kan opnemen om volledig te voorzien in de nutriëntenbehoefte van het koeienlichaam. Calciumgebrek en ketose, ‘slepende melkziekte’, liggen vooral aan het begin van de lactatie op de loer. En dan zijn er nog de “gewone” risico’s van het afkalven, dat niet elke koe even soepel afgaat.
Uitstel
Burgers onderzocht of het mogelijk is om de tijdsspanne tussen die relatief risicovolle geboortes te vergroten. ‘Normaal gesproken wordt een koe geïnsemineerd in de vruchtbare periode (de “tocht”) rond de veertigste dag na de geboorte van het kalf’, vertelt ze. Kan dat met moderne melkveerassen zoals Holstein-Friesian ook een tocht later? Of twee? Of nog langer?
Door de langere wachttijd hoeven er minder kalfjes geboren te worden
Burgers’ onderzoek toonde aan dat een langer inseminatie-interval vooral bij eerstekalfskoeien goed werkt. De melkproductie of de gezondheid van het dier lijden er niet onder wanneer koeien vanaf 125 dagen na het afkalven geïnsemineerd worden. Bij zogenoemde meerderekalfskoeien bleek de timing wat nauwer te luisteren. Bij inseminatie na de 200ste dag na afkalven hadden zij een wat lagere melkproductie per dag. Het celgetal van de melk, van oudsher gezien als een mastitis-graadmeter, bleek echter níet hoger te liggen. Uierontstekingen traden ook niet vaker op. ‘Die relatie was er gewoon niet’, aldus de dierwetenschapper. ‘Wel was het bij dieren die aan het einde van hun verlengde lactatie sterk vervetten wat lastiger om de volgende lactatie goed op gang te krijgen.’
Ideaal moment
De perfecte tijdsspanne varieert dus per koe, toonde Burgers studie, maar wat is dan het ideale inseminatiemoment? De veertien melkveehouderijen die meededen aan het onderzoek ontdekten een graadmeter die goed toepasbaar is in de praktijk: zodra de melkproductie onder een bepaald niveau per dag komt, en dat kan per bedrijf en per koe variëren, wordt het tijd voor een inseminatierietje. Bijkomend voordeel: bij die lagere productie aan het eind van de lactatie is droogzetten meestal niet al te ingewikkeld.
De inzichten uit Burgers’ onderzoek hebben nóg een belangrijk pluspunt: door de langere wachttijd hoeven er minder kalfjes geboren te worden – goed voor het sectorimago, verwacht ze. Alle aspecten van de verlengde lactatie komen uitgebreid aan bod tijdens het symposium ‘Lactatie op maat’, dat WUR op 11 mei organiseert.