De ‘hoofdlijnenbrief’ die de minister vorige week naar de Tweede Kamer stuurde, maakt duidelijk dat ze ervoor kiest om het stikstofprobleem voor een belangrijk deel aan te pakken via gebiedsplannen die de provincies moeten opstellen. In april/mei horen de provincies wat de ‘richtinggevende doelen’ zijn voor de ruimtelijke verdeling van de stikstofreductie, waarna ze tot juli 2023 hebben om hun gebiedsplan te maken.
‘Het wordt weer een spel tussen Rijk en provincies, net zoals dat het geval was in de tijd voor PAS, de stikstofaanpak waar de Raad van State in 2019 een streep door trok’, reageert Edo Gies, senior onderzoeker Dynamiek Ruimtegebruik. ‘WUR heeft destijds al berekeningen gemaakt die erop wezen dat de provincies alléén het stikstofprobleem niet kunnen oplossen. Inmiddels zijn we ruim tien jaar verder en is de stikstofopgave alleen nog maar groter geworden.’
Stikstofdeken
Volgens Gies valt er veel te zeggen voor een gebiedsgerichte aanpak, maar is het niet dé oplossing. ‘Het stikstofprobleem speelt niet alleen bij de kwetsbare natuurgebieden; over heel Nederland hangt een stikstofdeken die teruggedrongen moet worden. Naast gebiedsgericht iets specifieks doen, zijn dus ook generieke maatregelen nodig. Die integraliteit maakt het natuurlijk een stuk complexer, maar het is wél nodig’, betoogt hij.
Ontschot
De hamvraag is of de optelsom van de provinciale gebiedsplannen wel genoeg zal zijn. Dat het nog tot medio 2023 duurt tot die som definitief gemaakt kan worden en écht concreet wordt waar wat moet gebeuren, stemt eveneens onrustig. ‘De vraag is ook of de provincies straks wel voldoende instrumenten hebben om de plannen goed in de praktijk te brengen’, merkt Gies op.
Ogenschijnlijke details in de rijksregelingen hebben een enorme impact op de uiteindelijke effectiviteit
Edo Gies, senior onderzoeker Dynamiek Ruimtegebruik
Hij noemt een voorbeeld: ‘Voor de provincie Gelderland hebben we al vastgesteld dat de grootste stikstofbelasting komt van een klein aantal grote veehouderijen. Dat zijn zogenoemde ‘toekomstbedrijven’ die vrijwel zeker niet willen stoppen. Aan een ruim opkoopbudget vanuit het Rijk heeft de provincie in dit geval dus alleen iets als het geld niet te strak gelabeld is, maar juist voldoende ‘ontschot’ om ook besteed te mogen worden aan emissie-reducerende maatregelen bij die piekbelasters. Ogenschijnlijke details in de rijksregelingen hebben een enorme impact op de uiteindelijke effectiviteit.’