Dat schrijft een internationale werkgroep onder leiding van de Wageningse antropoloog Bas Verschuuren in een publicatie van de International Union for the Conservation of Nature. De groep ontwikkelde een uitgebreide set richtlijnen voor hoe zulk beleid rekening kan houden met de bestaande culturele en spirituele waarden van natuur.
Inheemse volkeren
Kern van die nieuwe visie is dat natuurbeschermers veel beter gebruik moet maken van de relaties die mensen al met de natuur hebben. Dat geldt niet alleen voor het brede publiek, maar ook voor religieuze groepen en inheemse volkeren. De praktijk van de natuurbescherming zit volgens Verschuuren in veel culturen en hun wereldvisie ingebakken.
Inheems volkeren beheren 30 procent van het aardoppervlak
Bas Verschuuren, antropoloog leerstoelgroep Bos- en Natuurbeheer
‘Door de culturele waarde van natuur belangrijk te maken, erken je de omgang die bestaande culturen al hebben met de omringende natuur’, vindt Verschuuren. ‘Vanuit die omgang wordt veel biodiversiteit bevorderd. Inheemse volkeren beheren 30 procent van het aardoppervlak. En in die gebieden vind je 80 procent van de biodiversiteit op aarde.’
Verschuuren en zijn groep pleiten voor een door betekenis geleid natuurbeheer. ‘De idee is dat je rekening houdt met verschillende waarden, verschillende soorten kennis en belevingen van de natuur. Dat je niet alleen kijkt naar biodiversiteit, maar ook naar de verbindingen die mensen hebben met het gebied en hoe het leeft in de maatschappij.’
Zonering
Praktisch gezien betekent dat bijvoorbeeld zonering van natuur. In sommige gebieden is recreatie mogelijk in andere absoluut niet. Alles draait daarbij om draagvlak. Aandacht voor de culturele betekenis van het landschap vraagt volgens Verschuuren om een andere houding van natuurbeheerders. ‘Een houding, waarin rekening houden met wat mensen liefhebben geen randzaak is, maar default.’
In Resource nr 11 van deze week staat het hele verhaal met Bas Verschuuren.