De afgelopen tijd kwam de opmars van vrouwen in de wetenschap in een kleine stroomversnelling. Het percentage vrouwelijke hoogleraren groeide in 2018 zelfs met meer dan twee procentpunt. Dat was nog nooit vertoond. Bijna één op de vier professoren is nu vrouw.
Maar vorig jaar ging het minder snel, blijkt uit de nieuwe personeelscijfers van de universiteiten. In 2019 waren er naar verhouding 1,1 procentpunt meer vrouwelijke hoogleraren dan in 2018: om precies te zijn 24,3 procent.
Bij een groei van 1,1 procentpunt per jaar duurt het nog 23 jaar voordat een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen bereikt is. Voormalig PvdA-minister Jet Bussemaker had in 2017 een subsidie voor het aanstellen van extra vrouwelijke hoogleraren in het leven geroepen, wat kennelijk goed hielp. Zonder die stimulans gaat het beduidend minder hard.
Aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden daalde het percentage vrouwelijke hoogleraren zelfs licht, al staat met name Leiden nog altijd hoog in het rijtje van universiteiten waar veel vrouwen een leerstoel bekleden. De vier technische universiteiten tellen nog altijd de minste vrouwelijke hoogleraren.
Op de treden onder het hoogleraarschap gaat het momenteel niet sneller. Van alle universitair hoofddocenten is nog geen dertig procent vrouw: een toename van (eveneens) 1,1 procentpunt ten opzichte van het jaar ervoor. Onder universitair docenten nam het aandeel vrouwen met een tiende toe tot 42,6 procent.
Wageningen
Wageningen Universiteit heeft weinig vrouwelijke hoogleraren, maar hun aantal groeit. Dat is te danken aan Tenure Track, een loopbaantraject waarmee ook relatief veel vrouwelijke buitenlandse hoogleraren zijn opgeklommen. Op de lijst van bijzonder hoogleraren staan vrijwel geen vrouwen. Afgelopen voorjaar verscheen een analyse in Resource over de vraag waarom vrouwen zo moeizaam doorstomen naar de wetenschappelijke top van WUR.