Tot die conclusie komt bestuivingsonderzoeker Thijs Fijen (Plantenecologie en Natuurbeheer) in een artikel in het Journal of Applied Ecology. Algemeen wordt aangenomen dat hommels trouw zijn aan hun lokale habitat. Toch zien vogelaars op trekvogelposten langs de kust regelmatig grote hoeveelheden hommels voorbijkomen.
Serieus
Fijen, zelf een verwoed vogelaar, hoorde tijdens zo’n trektelling over die passerende hommels. ‘He, dat is raar’, dacht ik.’ Maar zijn interesse werd pas echt serieus toen hij van de gebeurtenis op 9 april 2016 hoorde. Op telpost Noordkaap (Groningen) spotten vogelaars in ruim tien uur liefst 3387 hommels. ‘Toen wist ik het zeker: hier moet ik iets mee doen. Over hommeltrek weten we eigenlijk niets.’
Fijen ploos de archieven van database trektellen.org uit en zette de telgegevens op een rijtje. Op topdagen als die in april 2016 komen meer dan duizend hommelkoninginnen voorbij. Hij verzamelde bovendien de (weinige) beschikbare tellingen die de afgelopen eeuw in Zweden, Finland, Engeland en Frankrijk zijn gedaan. Uit het totaalbeeld staat volgens hem vast: hommels trekken.
En hoogstwaarschijnlijk over grote afstanden. Op een dag begin april 2009 werden zowel in Breskens als 200 km verderop bij Kampershoek grote hoeveelheden hommels geteld. Fijen maakt daaruit op dat trek over grote afstanden plaats kan vinden. ‘Al denk ik niet dat ze die afstand op een dag afleggen.’ Op de keper beschouwd is zelfs niet zeker of het om dezelfde trekroute gaat.
Het heeft dus zin om veel meer gebieden te beschermen dan we nu doen
Thijs Fijen, onderzoeker Plantenecologie en Natuurbeheer
Gegevens zijn schaars. Je kunt individuele hommels niet volgen door ze een zender om te hangen. Er staat dus vooralsnog weinig met zekerheid vast. Waarom trekken hommels bijvoorbeeld? Fijen vermoedt dat ze op zoek zijn naar een betere leefomgeving. Maar zeker is dat niet. Welke soorten trekken en doen ze dat elk jaar? De meeste tellingen zijn in het voorjaar gedaan. Is er ook een najaarstrek?
Isotopen
Onderzoek met stabiele isotopen zou een optie zijn, zegt Fijen. ‘Op basis van de samenstelling van stabiele isotopen in een hommel, kun je dan uitspraken doen over waar die hommel is opgegroeid. Maar de resolutie van die methode is een paar honderd kilometer. Dat is erg grof.’ Desondanks zou Fijen dat onderzoek graag doen. Want het feit dat hommels trekken is volgens hem van groot belang.
Het gaat slecht met de hommels in Europa. Veranderend landgebruik en intensieve landbouw zijn daar debet aan. Maar als er geschikte habitat is, kunnen hommels die dus wel bereiken. En waarschijnlijk van over grote afstand. ‘Het heeft dus zin om veel meer gebieden te beschermen dan we nu doen’, zegt Fijen. ’Bestuivingsmaatregelen hebben effect. Maar zonder die bescherming is het dweilen met de kraan open…’