Visie op voedsel |
---|
Met ‘Re-rooting the Dutch food system: from more to better’ haalde het team van Imke de Boer, hoogleraar Dierlijke Productiesystemen, de finale van Rockefeller Food Prize. In een notendop: over 30 jaar gebruiken akkerbouwers geen bestrijdingsmiddelen meer, maar verbouwen ze gewassen in strokenteelt en agroforestry. Veehouders gebruiken geen voedselgewassen meer als veevoer. Onze ontlasting dient als mest. We halveren onze vleesconsumptie. En burgers worden aandeelhouder en directe afnemer van boerenbedrijven. Meer hierover op resource-online.nl. |
Jongeneel: ‘Ik vind het plan een goede denkoefening in de juiste richting. Het huidige landbouwsysteem heeft problemen, we moeten inzetten op kringlooplandbouw. Ook het integrale perspectief bevalt me; het plan gaat óók over milieu, gezondheid, welzijn en leefomgeving.’
Termeer: ‘Het is een holistisch verhaal. We gaan uit van de donut-economie: van een voedselsysteem binnen de draagkracht van de aarde. En het moet een sociaal systeem worden. In tegenstelling tot het huidige voedselsysteem, waarin enkele marktpartijen dicteren hoe ons voedsel wordt geproduceerd, moet iedereen kunnen meedoen.’
Wij geven de grenzen aan van de draagkracht
Katrien Termeer
Jongeneel: ‘De huidige economie focust te eenzijdig op efficiëntie. Toch vind ik dat deze nieuwe visie de economie een beetje buitenspel zet. Het redeneert vanuit het land: akkerbouwgrond is voor humaan voedsel, gras voor de dierlijke productie. Dat klinkt als een paternalistische, door wetenschappers bedachte blauwdruk. Waar zit de ruimte voor economisch handelen?’
Is die ruimte er?
Termeer: ‘We zeggen niet hoeveel vlees en groenten mensen mogen eten, maar geven de grenzen aan van de draagkracht van onze aarde. Het is aan de ondernemers om de beschikbare resources zo slim en duurzaam mogelijk in te zetten. Minder dierlijke producten is daarvan een afgeleide, net zoals het besef dat we weer alles van zo’n dier moeten gebruiken. Het plan is zeker geen paternalistische blauwdruk; het wil juist meer voedseldemocratie. En het haakt aan bij bestaande initiatieven zoals de Herenboeren, waarbij consumenten samen eigenaar worden van de boerderij. Bij dit soort initiatieven die de rol van de consument vergroten, merk je dat consumenten kiezen voor minder vlees.’
Jongeneel: ‘Ik onderschrijf dat je eisen mag stellen aan voedsel, maar in een gezonde economie heb je vraag en aanbod – in vrijheid. Als de plantaardige en dierlijke productie wordt begrensd vanuit een milieutechnisch idee, mis ik de rol van economische afwegingen en consumentenvoorkeuren. Ik denk dat in jullie eindbeeld maar een klein beetje vlees, zuivel en eieren in het dieet overblijven. Ik gun de consument een ruimer dieet en volgens mij kan dat ook samengaan met een duurzame landbouw.’
Termeer: ‘Het marktmechanisme hebben we 50 jaar lang gebruikt en zie de schade die ermee is aangericht. Het geeft allerlei externaliteiten, zoals natuur- en milieuproblemen, die níet in de prijs zitten. Wij zeggen niet dat de overheid marktmeester moet worden, maar wel dat ze grenzen moet stellen. Geen stikstofverlies meer, bijvoorbeeld. Binnen dat kader hebben boeren alle ruimte om met andere partijen creatief naar nieuwe waardenproposities te zoeken.’
Ik gun consumenten een ruimer dieet en dat kán ook
Roel Jongeneel
Jongeneel: ‘Ik denk dat de landbouw ook sterk is te verduurzamen zonder dat je zegt: alleen nog grasland voor dierlijke productie. Daar komt bij: waar is de wereldhandel in dit plan? We weten dat meerdere Aziatische en Afrikaanse landen voedsel moeten importeren. Welke landen produceren dat voedsel? Jullie verhaal neigt naar autarkie – dat moeten we echt niet hebben en daar is weinig draagvlak voor.’
Termeer: ‘Het plan is een visie voor Nederland, niet voor de wereld. In die wereld zien we, zeker sinds de coronacrisis, een tendens naar regionale voedselnetwerken. Het vervolgtraject moet inderdaad zeker ook naar de voedselsystemen in andere landen kijken. Ik doe onderzoek in enkele Afrikaanse landen en zie daar dat de focus op export verstorend werkt voor de lokale voedselsystemen.’
Hoe reëel is deze toekomstvisie?
Jongeneel: ‘Ik denk dat het verdienmodel een grote hobbel is. Het idee om boeren te belonen voor andere functies, zoals biodiversiteit en waterbeheer, vergt een fundamentele aanpassing van de economische orde en het EU-beleid. De helft van de boeren in de EU krijgt nu minder dan 1.750 euro per bedrijf per jaar vanuit het landbouwbeleid – daar beweeg je ze niet mee. Volgens jullie plan is er meer geld nodig, maar ik zie nog niet hoe dat er gaat komen.’
Termeer: ‘Die verandering komt in stapjes. Nu al zie je een verschuiving van inkomenssteun naar ondersteuning van public goods zoals natuurwaarden, dus het gaat de goede kant op. Wij zeggen: betaal de boeren voor maatschappelijke diensten als waterbeheer, voor bijdragen aan het klimaatbeleid, waarvoor je ook andere geldpotjes kunt aanspreken.’
Jongeneel: ‘Transformatie van Europees beleid en subsidies gaat traag door de vele en verschillende belangen…’
Termeer: ‘Deze transitie kan en hoeft ook niet van de ene op de andere dag. Het moet juist stap voor stap, met tussentijdse, democratische checks and balances. Maar een wenkend perspectief aan de horizon helpt wel om die stappen te gaan zetten.’