Het kabinet is niet ambitieus genoeg om het stikstofprobleem terug te dringen, stelde de commissie-Remkes begin deze maand. Net op dat moment kwam WUR met een stappenplan hoe de stikstoflast rond natuurgebieden kan worden verminderd.
Het definitieve rapport van de commissie-Remkes zorgt ervoor dat het politieke debat over de stikstofemissies in Nederland weer oplaait. Remkes bekritiseerde tijdens de persconferentie op 8 juni het huidige kabinetsbeleid, dat 26 procent stikstofreductie in 2030 wil realiseren. De adviescommissie vindt dat niet ambitieus genoeg en pleit voor 50 procent reductie in 2030. Die reductie is haalbaar als de voorstellen uit de landbouwsector de komende jaren worden uitgevoerd, stelde Remkes. Ook vond hij dat de kabinetsplannen ‘te weinig juridische borging’ en teveel ‘rek en ruimte’ hebben om de natuurdoelen te halen.
Ferme taal
De linkse oppositie en natuurorganisaties loofden de ferme taal van Remkes, de landbouwsector was teleurgesteld. Het rapport zal een rol spelen als de Tweede Kamer het voorgestelde stikstofbeleid van minister Schouten later dit jaar gaat bespreken.
Transitie
Intussen zijn kabinet en commissie-Remkes het roerend eens over hoe de stikstofproblematiek moet worden opgelost. ‘We moeten de transitie maken naar een emissiearme landbouw’, zegt Remkes. ‘Dit vraagt om specifiek gebiedsgericht maatwerk. Het is aan de provincies om maatwerk te leveren.’ Een uitgebreid meetnet rond natuurgebieden moet duidelijk maken welke veehouderijbedrijven de meeste natuurschade veroorzaken en welke bedrijven dus moeten worden gesloten of aangepast naar een emissiearme bedrijfsvoering.
Het stappenplan wijst uit hoe overheden de meeste impact kunnen hebben met het beschikbare budget
Ruimtelijke aanpak
Twee dagen voordat Remkes zijn rapport presenteerde, kwam de Taskforce Stikstof van WUR met een vijfstappenplan om dit proces gestalte te geven. Dat was vast geen toeval? ‘Niet helemaal, zegt voorzitter Tia Hermans van de Taskforce. ‘Het was al geruime tijd bekend wanneer Remkes zijn advies zou presenteren. Dat momentum hebben we aangegrepen.’ Het stappenplan, bedoeld voor de provincies, beschrijft hoe landbouw en natuur gezamenlijk kunnen toewerken naar vermindering van de stikstofdepositie en verbetering van de natuurkwaliteit. ‘Het is een ruimtelijke aanpak, waarbij we landelijke en lokale maatregelen inbrengen in een gebieds-specifiek gesprek’, zegt Hermans.
Processtappen
Het plan onderscheidt vijf processtappen. In de eerste stap wordt berekend in welke natuurgebieden teveel stikstof terecht komt en hoeveel de stikstofdepositie per gebied minimaal omlaag moet. In stap 2 worden de effecten van voorgenomen generieke landbouwmaatregelen van het ministerie van LNV op de stikstofdepositie in die natuurgebieden berekend. Zoals: wat leveren emissiearme stallen en voermaatregelen op aan lagere stikstofdepositie? In stap 3 worden de natuurkwaliteit in het gebied en de potentie van natuurherstelmaatregelen bepaald, waarbij WUR breder kijkt dan alleen naar stikstof uit de lucht. Hermans: ‘Natuur heeft ook last van verdroging, vermesting, verzuring en versnippering.’
Van lokaal naar nationaal
De analyses geven resultaten op gebiedsniveau, zodat de provincies met boeren- en natuurorganisaties en waterschappen kunnen praten over aanvullende, lokale maatregelen om de natuurdoelen te halen. Stap 4 mikt dus op gebiedsspecifieke maatregelen voor landbouw en natuur, bijvoorbeeld bij veehouders die nabij het natuurgebied boeren. Als die lokale maatregelen onvoldoende natuurwinst opleveren, volgt stap 5: welke aanvullende landelijke maatregelen zijn nodig?
‘Het is belangrijk dat natuurbeheerders en boeren greep krijgen op de stikstofopgave.’
Tia Hermans
Opkopen
‘In dit stappenplan zitten beleidsafwegingen’, licht Hermans toe. In stap 4 kun je overwegen om gericht veehouderijbedrijven op te kopen in de buurt van natuurgebieden, maar je kunt op die bedrijven ook emissiearme maatregelen nemen. Maar je kunt ook in stap 2 vervuilende bedrijven saneren als je de deken van stikstof over heel Nederland wilt terugdringen. ‘Het stappenplan wijst uit hoe de overheden de meeste impact kunnen hebben met het beschikbare budget.’
Hermans beschrijft het stappenplan als een methode om de stikstofproblemen in een gebied scherp te krijgen en met de belanghebbenden naar oplossingen te zoeken. ‘Het is belangrijk dat natuurbeheerders en boeren greep krijgen op de stikstofopgave.’ Ze is niet bang dat boerenprotesten roet in het eten gooien. ‘Veel boeren hechten ook aan natuurwaarden en willen graag oplossingen zoeken om emissiearm te boeren. Ze hebben vooral behoefte aan een stip aan de horizon.’
Drastisch
De commissie-Remkes plaatst die stip aan de horizon: halvering van de stikstofemissies in 2030. Dat is een ambitieus doel en dat is prima, zegt Jan Dijkstra, veevoedingsdeskundige en lid van de Wageningse Taskforce. Maar hij betwijfelt of de ambities van Remkes haalbaar zijn. ‘Een halvering van de uitstoot kan in theorie, maar dat vraagt wel om drastische maatregelen, zoals aanpassing van stallen. Dat is een zeer kostbare zaak.’ Dat geldt ook voor het advies van de commissie om de drijfmest uit te bannen. ‘Dat vergt voor veel boeren een geheel nieuwe stalinrichting. Dat is een lastig punt als je net in een nieuwe emissiearme stal hebt geïnvesteerd.’ Dijkstra vindt het positief dat Remkes nadruk legt op doelen, in plaats van op middelen. ‘Dat geeft boeren ruimte voor hun vakmanschap en voor maatwerk’.
Discussie in de Taskforce Stikstof |
---|
Samen tot oplossingen komen vraagt tijd. Ook in de Taskforce Stikstof van WUR, waar dierwetenschappers, ecologen, agrotechnologen, economen en ruimtelijke planvormers een stappenplan voor de aanpak van het stikstofprobleem maakten. Voor het eerst praatten veehouderij- en natuuronderzoekers diepgaand met elkaar. Jan Dijkstra vond het leuk inzicht te krijgen in de ecologische aspecten van ammoniak. ‘Ik heb geleerd dat het niet alleen om stikstof draait bij het natuurherstel, maar dat een hogere waterstand in sommige natuurgebieden nog belangrijker kan zijn om de natuurdoelen te halen. Belangrijke kennis voor veehouders in zo’n gebied om maatregelen te nemen die bijdragen aan natuurherstel.’ Ecologe Nina Smits leerde wanneer de veehouders ammoniak produceren en met welke technieken en management- maatregelen ze die emissies kunnen beïnvloeden. ‘In de discussie legden de dierwetenschappers uit hoe boeren de uitstoot van x kiloton stikstof kunnen verminderen en toen keken ze naar mij: wat betekent dat voor de natuur? Ik moest ze teleurstellen. Ik kan niet zeggen wat een lagere emissie betekent voor de stikstofdepositie in een specifiek natuurgebied, dat vergt meer informatie over de situatie ter plekke.’ Zowel Dijkstra als Smits zeggen: het stikstofdossier is complex en bevat veel deelproblemen. Voorzitter Tia Hermans: ‘Voor het eerst hebben we goed doordacht wat het ene deelprobleem betekent voor het andere. Het is een echt gezamenlijk Wagenings plan.’ Behalve de mensen in dit artikel namen ook deel aan de taskforce: Karin Groenestein, Nico Ogink, Jan Huijsmans, Gerard Velthof, Raymond Jongschaap, Peter Geerdink, Sandra Munniks, Roel Jongeneel en Marc Ravesloot. |