Dat blijkt uit een enquête over het thuiswerken onder medewerkers. Het onderzoek is de eerste zogeheten Pulse-meting: korte, gerichte tussentijdse steekproeven om medewerkers te polsen over specifieke onderwerpen. Pulse is aanvullend op de tweejaarlijkse grote Medewerkersmonitor. De score is de dagkoers van eind april, toen 500 medewerkers een online vragenlijst kregen van onderzoeksbureau Effectory.
Op campus
Van de 500 formulieren kwam maar 34 procent retour. Dat is de helft van wat de Medewerkersmonitor haalt. Wat als eerste opvalt is dat lang niet iedereen thuiswerkt. Een kwart van alle medewerkers werkt deels of fulltime op de campus of een andere vestiging van WUR in den lande. De score weerspiegelt dat veel labwerk gewoon doorgaat, alhoewel naar de reden niet specifiek is gevraagd.
De thuiswerkers kunnen best thuis uit de voeten. Ze geven voor effectief werken een zeven minnetje. Maar er zijn ook minpunten. Een op de vijf medewerkers geeft aan zich thuis niet of moeilijk te kunnen focussen op het werk. De kinderen en omgevingsgeluid worden het vaakst genoemd als oorzaken voor het niet kunnen concentreren. Ook algemene zorgen over de coronacrisis houden mensen bezig.
Kinderen
Groot minpunt van het thuiswerken is ook het vinden van balans tussen werk en ontspanning. Met een zes krijgt dit onderdeel van de enquete het laagste cijfer. Daarnaast kan de samenwerking met collega’s (een 6,6) beter. Van de mogelijke belemmeringen voor het thuiswerken wordt toegang tot het WUR-netwerk het vaakst genoemd. Om te overleggen worden Skype en Microsoft Teams het vaakst gebruikt.
Opvallend is dat het crisismanagement en de communicatie relatief het slechtst scoren. In absolute zin scoort het management met een 7,9 dik voldoende tot goed. En de communicatie komt met een 7,7 ook goed voor de dag. Maar in de vergelijking met landelijke cijfers (benchmark) scoort WUR op beide fronten driekwart punt lager. Dat is volgens Effectory een ‘zeer relevant verschil’.