Annemiek van Vleuten en Jan Willem van Schip zijn twee bekende namen van oud WUR-studenten die hun studie combineerden met topsport – wielrennen, in hun geval. Maar ook nu kent WUR verschillende studenten annex atleten die azen op wereldtitels en olympische startbewijzen.
tekst Rijk Dersjant
Op dit moment zijn 29 Wageningse studenten officieel topsporter. Dat ben je als een zogenoemde ‘topsportbrief’ kunt overleggen, waarmee je in aanmerking komt voor hulp van de universiteit bij de planning en eventueel uitstel van practica en tentamens als die gelijktijdig vallen met buitenlandse trainingsstages of wedstrijden. Uiteraard krijg je zo’n topsportbrief niet zomaar. Studenten die een olympische sport beoefenen, kunnen door hun sportbond worden voorgedragen bij het NOC*NSF, het Nederlands Olympisch Comité, dat toetst of je deze status wel of niet krijgt. Bij sporters die een niet-olympische sport beoefenen, wordt de topsport-toetsing gedaan door zowel hun sportbond als de universiteit. Recht op financiële ondersteuning hebben alleen de studenten met een olympische status. Momenteel geldt dat voor 21 van de 29 topsportende WUR-studenten.
Presteren in de collegebanken
Topsportcoördinator Henri ten Klooster, tevens hoofd van WURs Sportcentrum van WUR, staat de topsportende studenten bij. ‘De crux van topsport en studeren zit hem in de combinatie van enerzijds de sport die iemand op hoog niveau beoefent en anderzijds de studie die hij of zij leuk vindt. Er was een periode dat topsporters een studie kozen die zo dicht mogelijk bij hun sport in de buurt was, terwijl ze een andere opleiding eigenlijk veel leuker vonden. Daar wilden de universiteiten in Nederland vanaf.’
Hoe werkt dat in de praktijk, de combinatie van topsport en studie? ‘Om colleges hoeven topsporters zich niet druk te maken. Die kunnen ze later terugzien. We helpen ze vooral met het verschuiven van practica en groepswerk’, vertelt Ten Klooster. ‘Dat ontslaat de topsporters echter niet van hun verantwoordelijkheid om zelf hun sport en studie goed te regelen. Studenten die voor hun sport naar het buitenland gaan, kunnen op afstand alsnog werken aan groepsopdrachten.’ En volgens Ten Klooster moeten topsporters aan de andere kant ook schikken in hun sport. ‘Op de momenten dat ze wél in Nederland zijn, moeten ze gemiste colleges en eventuele practica inhalen.’
Discipline
Opvallend aan studenten in de topsport is dat ze volgens Ten Klooster tegen weinig studieproblemen aanlopen. ‘Studerende topsporters moeten goed plannen, want een studie combineren met topsport vergt veel discipline. Ook moeten ze zelf de balans vinden tussen wat ze wel en niet aankunnen. Dat verschilt ook per sport. Bij wielrennen bijvoorbeeld ligt de trainingsbelasting extreem hoog. Daarom kiezen sporters er soms voor om maar één vak te volgen. Maar ook op andere manieren zijn mooie combinaties te maken tussen studie en sport. Ik herinner me voormalig wielrenster Sanne van Paassen, die een managementvak volgde en daarbij een professionele wielerploeg opzette. Ze regelde sponsors, betalingen, een medisch team, PR – en daarnaast moest ze als nummer vier van de wereld ook nog zelf presteren. Dat was heel bijzonder om mee te maken.’
Emma Oosterwegel: ‘Op dit moment heb ik bijna alles over voor atletiek’
Ineens hoorde ze bij de wereldtop, afgelopen zomer op het WK atletiek in Qatar. Met een persoonlijk puntenrecord en een klassering als zevende verblufte de 21-jarige meerkampster Emma Oosterwegel zichzelf misschien nog het meest. ‘Ik heb pas sinds afgelopen jaar écht het besef dat ik het topniveau kan bereiken.’
Een schril contrast met Oosterwegels vroege begin van haar bacheloropleiding Bodem, Water, Atmosfeer. De atlete kende door haar gedrevenheid een moeilijkere periode in zowel studie als sport. ‘Ik wilde mijn studie fulltime doen. Bij mijn opleiding moest ik echter vaak aanwezig zijn. Ik haalde niet al mijn vakken en ook met sport ging het niet goed: ik raakte geblesseerd.’ Ze besloot haar tweede studiejaar anders in te vullen. ‘Ik ben mijn studie meer gaan spreiden. Ik volg niet elke periode twee vakken en er is meer tijd voor atletiek. Ik wilde graag mijn bachelor in drie jaar halen, maar dat was niet te combineren. Ik maak me inmiddels geen zorgen meer over wanneer ik mijn studie afrond. Het heeft geen haast.’
Opvallend genoeg begon Oosterwegel sinds die switch meer punten te scoren op de meerkamp. ‘Ik denk dat het draait om de balans, al blijft het lastig om topsport en studie te combineren. Tijdens een van mijn trainingsstages volgde ik bijvoorbeeld een vak waarin veel tijd ging zitten. Ik kon ’s ochtends één of twee uur leren, maar ik merkte dat ik het lastig vond om in die omgeving te studeren. Dat gaat toch makkelijker op de universiteit. Inmiddels gaat het balanceren gelukkig een stuk beter.’
Inmiddels lijkt het zwaartepunt van de balans meer richting atletiek te zijn geschoven. Deze zomer zijn de Olympische Spelen in Tokio en Oosterwegel wil graag mee. ‘Ik sta er momenteel goed voor. Ik heb een vijftiende plek in de mondiale ranking en de top vierentwintig wordt uitgenodigd voor de Olympische Spelen. Het komende seizoen is echter nog wel belangrijk om me daadwerkelijk te plaatsen. Niet dat ik mijn studie ervoor verwaarloos, maar op dit moment heb ik bijna alles over voor atletiek.’
Koen van Roekel: ‘Ik heb wel geleerd te leven met die druk’
Dat het beoefenen van topsport naast je studie niet per se tot studievertraging leidt, bewijst de 21-jarige Koen van Roekel. Hij combineert zijn masteropleiding Animal Sciences met een carrière als professioneel korfballer. Zijn bacheloropleiding rondde hij binnen drie jaar af. Opvallend, want de korfballer geeft aan dat sport prioriteit heeft.
‘Op korte termijn komt sport wel op één, ja’, vertelt Van Roekel, die in Bennekom op landelijk niveau korfbalt bij DVO. Daarnaast geniet hij de NOC*NSF-status doordat hij jeugdinternational is bij Jong Oranje. ‘Ik hoop over twee jaar afgestudeerd te zijn én in het Nederlandse korfbalteam te zitten. Met een status als international zou ik daarvan kunnen leven. Ik wil tegelijkertijd parttime ervaring opdoen binnen mijn vakgebied als dierwetenschapper, want ik wil niet op mijn dertigste zonder enige ervaring beginnen aan een maatschappelijke loopbaan. Ik kijk dus wel naar m’n toekomst, maar korfbal staat al sinds de middelbare school op de eerste plaats. Dat vind ik nu eenmaal leuker.
Van Roekel balanceert zijn tijd secuur. ‘Ik train elke maandag met Jong Oranje, waardoor ik die dag niet naar college kan. Die gemiste colleges probeer ik dan op dinsdag terug te kijken. Trainingen met mijn club zijn ’s avonds, dus daar heb ik qua studie verder geen last van. Eventuele achterstanden werk ik weg tijdens de zelfstudieweek. Ik vind het niet moeilijk om mezelf daarvoor te motiveren. Voor mij geldt eigenlijk dat er meerdere prestatiemomenten zijn. Ik heb wel geleerd te leven met die druk en haal er goede energie uit. Na college moet ik vaak direct weer door, al heb ik af en toe ook tijd om op de bank te liggen en een serie te kijken.’ En het studentenleven? ‘Tja, je hoort vaak dat het de leukste tijd van je leven is en misschien dat ik dat een klein beetje mis. Maar ik krijg er topsport voor terug en de discipline om dat vol te houden, komt uit mezelf.’
Sannah Boer: ‘Ik wil later wel verder in de academische wereld’
Een kleine zoektocht op YouTube is misschien wel nodig om de sport van de 20-jarige Sannah Boer te begrijpen. Ze doet aan rhönradturnen; een vorm van gymnastiek waarbij de turner in een rad, het zogenoemde rhönrad, verschillende oefeningen doet. In 2016 werd ze op zestienjarige leeftijd wereldkampioene bij de discipline Spiralen. Inmiddels combineert ze haar sport met een bachelorstudie Voeding en Gezondheid.
Ze is klein van stuk, maar al snel ontpopt een gesprek met Boer in een bom van energie en enthousiasme. ‘Ik ben perfectionistisch. Meer doener dan denker’, glimlacht ze. ‘Ik wil graag hoge cijfers halen, al komt dat er niet altijd uit.’ Het perfectionisme blijkt als ze vertelt over studie en sport. ‘Onderweg naar het WK in Japan moest ik in het vliegtuig werken aan een groepsopdracht. Dat was bijna niet te doen. Ik ben veel tijd kwijt met trainen. Door die trainingen is de combinatie met mijn studie heel lastig. Ik leg inmiddels minder druk op mijn studie en laat tegenslagen van me afglijden. Ik zou meer tijd moeten besteden aan leren, maar ik kan het niet altijd als prioriteit stellen. Dat vind ik zelf echt heel zonde. Gelukkig slepen mijn ouders me af en toe richting mijn studieboeken.’
Boer heeft veel plezier in het rhönradturnen. Via een vriendin kwam ze in het rad terecht, en binnen drie weken was ze gescout voor de nationale selectie. ‘Ik ben snel doorgegroeid naar nationaal en daarna internationaal niveau. In Nederland zijn er niet veel sporters die aan rhönrad doen. In het buitenland – vooral in Duitsland – is het een stuk groter. Ik moet alles zelf betalen omdat de sport niet gesponsord wordt. In het verleden heb ik een crowdfunding opgestart om naar het WK te kunnen.’
Haar studie moet vooral later een grotere rol gaan spelen. ‘Rhönrad doe ik écht omdat het ontzettend leuk is, maar ik weet mede door fysieke pijntjes niet of ik nog lang mee kan in de sport. Momenteel is sport het belangrijkst, maar ik wil later wel verder in de academische wereld.’