©Shutterstock
In veel Afrikaanse landen neemt de bevolking snel toe, maar stagneert de voedselproductie om die monden te voeden. Toch zijn er uitzonderingen op ‘het verloren continent’. Kijk naar Ethiopië en Rwanda, zegt Tom Schut, onderzoeker bij de leerstoelgroep Plantaardige Productiesystemen. Daar neemt de voedselproductie per hectare snel toe. ‘Beide landen hebben goed georganiseerde overheden met een langetermijnstrategie. Daar lonen de investeringen in landbouw.’
Samen met Henk Breman, oud-medewerker van Wageningen Research die jarenlang ontwikkelingsprojecten in Afrika uitvoerde, en de Israëlische onderzoeker No’am Seligman onderzocht hij de landbouwontwikkeling in 54 Afrikaanse landen sinds 1960.
Welke factoren zijn bepalend voor een goede voedselproductie? Het is steeds een combinatie van factoren, zegt Schut. Ten eerste een goede infrastructuur, wegen en spoorwegen, zodat je grondstoffen en landbouwproducten kunt vervoeren naar de markten. Door wegen aan te leggen, dalen de kosten van voedsel. En dat is hard nodig, want voedsel in Afrika is relatief duur, tot wel 40 procent duurder dan in de rest van de wereld bij vergelijkbare inkomens.’
Waarom is het voedsel daar zo duur?
‘Zowel de grond- en de arbeidsproductiviteit is laag: er zijn veel handen nodig op het land voor een kleine opbrengst en er moeten veel monden gevoed worden om een vrachtwagen met graan in de stad te krijgen. In veel Afrikaanse landen zie je hoofdzakelijk kleine boeren die minder dan een hectare grond hebben. Maar met alleen kleine boeren kun je de bevolking in de stad niet voeden. Studies geven aan een klein deel – zo’n 20 procent – van de boeren 80 procent van het voedsel produceert, dus moet intensiveren. Dat betekent dat de benodigde productiestijging van een klein deel van het areaal moet komen. Zo niet, dan blijven de Afrikaanse landen voedsel importeren.’
Afrika kampt met lage opbrengsten door de slechte bodem, stellen jullie.
‘Veel bodems in Afrika zijn van nature arme bodems. Als die bodems in productie worden genomen, leveren ze na een aantal jaren een nog lagere voedselproductie. Om toch de bevolking te voeden, gaan de politici voor de import van voedsel, waardoor er geen landbouwontwikkeling op lange termijn is. Dat is ongeveer het proces dat veel Afrikaanse landen sinds 1960 hebben meegemaakt. En dat probleem is niet gemakkelijk op te lossen.’
Jullie voorstel is: zorg voor kunstmest.
‘Je kunt niet zonder kunstmest als je de productiviteit van de landbouw wilt verhogen. Er is namelijk geen alternatief voor fosfaat en kalium. Er zijn in Afrika veel projecten geweest met Conservation Agriculture, waarbij de bodems worden gemest met gewasresten en dierlijke mest, maar dat is behoud van ellende. Je hebt externe voedingsstoffen nodig om de voedseloogsten en biomassa te verhogen, zodat je de bodem kunt verbeteren. Je hebt ook organische mest en gewasresten nodig en je moet ook goede zaden hebben en ziekten en plagen controleren, maar de kick-start van deze ontwikkeling moet komen van kunstmest.’
Hoe snel levert dat ontwikkeling op?
‘We hebben net een PhD-onderzoek gehad over de graanproductie in West-Kenia, waar de boeren een productie halen van anderhalf a twee ton per hectare. Als ze een combinatie van stikstof, kalium en fosfaat gebruiken, stijgt de productie naar 5 ton per hectare. Als je twee van deze drie meststoffen gebruikt, zakt de productie na enkele jaren weer – dan ontstaat er een gebrek. Randvoorwaarde bij deze bemesting is wel: je hebt goede agronomie nodig, dus ook goede zaden, ziektebestrijding en onkruid wieden. We hebben dit op 23 plots bij boeren getest en het werkte overal.’