1. Wat is het stikstofprobleem?
Stikstof (N) is een element dat in de vorm van een reukloos gas (N2) overal om ons heen is; 80 procent van de lucht bestaat eruit. Het is ook de belangrijkste voedingsstof voor plantengroei en wordt daarom in de landbouw toegediend als (kunst)meststof. Door de hoge stikstofimport in de vorm van veevoer zit er veel stikstof in Nederlandse mest. Samen met waterstof wordt de stikstof omgezet in het gas ammoniak (NH3), dat terechtkomt in de atmosfeer. Daarnaast wordt stikstof samen met zuurstof omgezet in stikstofoxiden (NOx)
. Met name het verkeer en de industrie zijn daarvoor verantwoordelijk.
Deze reactieve stikstofverbindingen vormen het probleem. Ze dalen neer op de grond (depositie, zie kader onderaan). In natuurgebieden verhogen ze zo de voedselrijkdom en dragen ze bij aan de bodemverzuring. Hierdoor neemt de biodiversiteit af en verzwakt de vogelstand en andere fauna. Bovendien leiden de stikstofoxiden in de atmosfeer tot de vorming van fijnstof en smog, waardoor het ook schadelijk is voor de humane gezondheid.
2. Waarom is er nu zo’n ophef over stikstof?
De stikstofproblematiek speelt al sinds 1980, toen Nederland zich druk maakte over de ‘zure regen’. Deze zure regen bestond naast zwaveldioxide (SO2) uit NOx en NH3. Toen ging het dus al om hetzelfde stikstofprobleem. Sindsdien heeft de Nederlandse overheid de stikstofuitstoot verminderd. Vanaf 1990 zijn de emissies van zowel NOx als NH3 meer dan gehalveerd. Wel neemt de uitstoot van ammoniak sinds 2010 niet of nauwelijks meer af.
Europese lidstaten zijn vanwege de Vogel- en habitatrichtlijn verplicht om de aangewezen habitattypen in natuurgebieden in een ‘goede staat van instandhouding’ te brengen, en daarbij ook de milieucondities te verbeteren. Die milieucondities zijn in Nederland nog altijd matig. Ondanks de stikstofdaling komt op ongeveer driekwart van het Nederlandse natuuroppervlak nog steeds te veel stikstof terecht.
Het Programma Aanpak Stikstof (PAS), dat de overheid in 2015 introduceerde, moest de uitstoot van stikstof verder verminderen. Maar in mei dit jaar oordeelde de Raad van State dat het PAS niet voldoet. Door deze ‘stikstofuitspraak’ zijn veel vergunningen voor de bouw van stallen, woonwijken of wegen nu ongeldig verklaard en is het lastiger geworden om nieuwe vergunningen te krijgen.
3 Wat deugde er niet aan de PAS-regeling?
Het programma was er op gericht om tegelijkertijd de stikstofdepositie in de natuur terug te dringen en ruimte te bieden aan nieuwe economische activiteiten die stikstof uitstoten. Als een gemeente of ondernemer aangaf dat hij emissiebeperkende maatregelen ging treffen, zoals emissiearme huisvesting voor vee of natuurherstelmaatregelen in natuurgebieden, dan kreeg hij toestemming om nieuwe stallen, wegen of huizen te bouwen. De Raad van State oordeelde echter dat globale plannen niet meer volstaan; een bouwer moet aantonen dat de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden niet toeneemt. In de praktijk is dit zeer moeilijk.
4 Wie produceren de stikstof?
De landbouw produceert 40 procent van de stikstof die in Nederland neerslaat, terwijl 35 procent van de stikstof met de wind mee uit het buitenland komt. Daarnaast produceren de industrie en scheepvaart 11 procent stikstof, het wegverkeer 6,5% en de Nederlandse huishoudens 6,5 procent. Nederland is overigens een ‘stikstof-exporteur’: we exporteren vier keer zoveel stikstof dan we importeren.
5 Hoeveel moeten de stikstofdepositie en -emissie afnemen?
Volgens het PAS moet de stikstofdepositie afnemen tot de zogenoemde kritische depositiewaarde (KDW). Deze KDW is verschillend voor de diverse typen natuur. Zo verdraagt een heischraal grasland of een ven minder stikstof dan een bos op zandgrond. De landelijke gemiddelde stikstofdepositie komt neer op 21 kilo stikstof per hectare. De kritische depositiewaarden variëren van 5 tot 25 kilo stikstof. Bij de meeste natuurdoeltypen ligt de KDW tussen 10 en 20 kg stikstof. Bij een gemiddelde depositiewaarde van 14 kilo stikstof wordt een groot deel van de natuur gezond.
Een gemiddelde depositiereductie van 21 naar 14 kilo stikstof per hectare per jaar lijkt een gematigde ambitie, maar in termen van emissiereductie is dit zeer ambitieus. Dat komt omdat de nationale bijdrage aan de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden slechts 60 procent is; de andere 40 procent is afkomstig uit het buitenland. We importeren daarmee circa 8 kilo stikstof uit het buitenland. De Nederlandse regering kan deze 8 kilo stikstof uit het buitenland niet beïnvloeden. Om uit te komen op de veronderstelde ambitie van 14 kilo, is er nog slechts ruimte voor 6 kg stikstof vanuit Nederland. Dat komt overeen met een Nederlandse emissiereductie van ruim 50 procent. Als je die geleidelijk zou willen realiseren in bijvoorbeeld 2030, praat je wel over een emissiereductie van 5 procent per jaar.
Depositie is geen emissie!
Het is belangrijk om stikstofemissie en stikstofdepositie uit elkaar te houden. De stikstofemissie in Nederland is de uitstoot van alle stikstof door Nederlandse boeren, bedrijven en auto’s. De stikstofdepositie in Nederland is alle stikstof die neerkomt op landbouwgrond of natuurgebied. De emissie is niet gelijk aan de depositie, omdat een deel van ‘onze’ stikstof naar het buitenland waait en er ook stikstof uit andere landen hier terechtkomt. In Nederlandse natuurgebieden is de Nederlandse bijdrage aan de depositie bijvoorbeeld 60 procent en die uit het buitenland 40 procent. Dit is van belang als je cijfers ziet langskomen. Zo is een halvering van de stikstofuitstoot door de Nederlandse landbouw goed voor 20 procent minder stikstofdepositie in Nederland, aangezien de landbouw verantwoordelijk is voor 40 procent daarvan. Halvering van de stikstofuitstoot door auto’s, goed voor 6,5 procent van de stikstofdepositie, levert maar 3,25 procent minder depositie op. |
---|
Lees ook:
Hoe halveren we de stikstofuitstoot in de veehouderij? – ‘Pak vooral de koeienstal aan’
Halvering stikstofuitstoot veehouderij: #hoedan?
Commissie-Remkes: geen generieke krimp veestapel
Mansholt-lezing: Kikkererwten en algen in plaats van vlees
Voedseltransitie WUR: ‘Stel het landbouwregime ter discussie’