© Shutterstock
De methode is bedacht om het pushen van referenties op te sporen. Reviewers van wetenschappelijke artikelen dringen er in zo’n geval bij auteurs op aan om naar hun werk te refereren. Die extra citaties zijn overbodig en daarom oneigenlijk. Deze vorm van fraude verhoogt de citatiescore en dus de status van de reviewer.
Gedragscode
WUR kreeg twee jaar geleden te maken met zo’n voorval van wetenschappelijke fraude. Dankzij de inspanningen van WUR is citatiefraude inmiddels expliciet opgenomen in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit van de VSNU. Elsevier, de grootste uitgever in wetenschapsland, nam bovendien de handschoen op om citatiefraude aan te pakken. Samen met informatiespecialisten en wetenschappers van WUR werd een methode bedacht om verdachte zelfcitaties op te sporen.
Citeren naar eigen werk ligt af en toe voor de hand
Jan-Willem van Groenigen
De data-analisten van Elsevier onderzochten ruim 69.000 onderzoekers die zelf publiceren en ook regelmatig reviewen in tijdschriften van de uitgever. Een klein deel (0,8 procent, 433 reviewers) van hen kwam als verdacht uit de bus. Minstens de helft van de door hen tijdens het reviewproces voorgestelde extra citaties verwees naar eigen werk. Daarmee bevinden de betrokken reviewers zich in de gevarenzone.
Experts
Onder de 433 verdachten bevindt zich een Nederlander, zegt hoogleraar Jan-Willem van Groenigen, die nauw bij de studie is betrokken. Van Groenigen is editor van Elsevier-uitgave Geoderma. Hij wijst er nadrukkelijk op dat refereren aan eigen werk niet per definitie verkeerd is. ‘Reviewers zijn hopelijk experts op het terrein waar het artikel over gaat. Citeren naar eigen werk ligt daarom af en toe voor de hand.’
Als editor wil je niet dat het zover komt, wil je tijdens het review-proces in kunnen grijpen. Daar hebben we tools voor nodig.
Jan-Willem van Groenigen
Maar bij de 433 verdachte reviewers is er waarschijnlijk meer aan de hand. De editors van de betrokken journals zijn volgens Van Groenigen op de hoogte gebracht. ‘Het is hun verantwoordelijkheid om er verder werk van te maken. Zij moeten uitzoeken of een bepaald citatiepatroon verkeerd is. Dat is mensenwerk. Een algoritme bepaalt niet of iemand met de beste bedoelingen referenties suggereert of niet.’ Zijn eigen journal bleef overigens buiten schot.
Eerste stap
Volgens Van Groenigen is de methode van Elsevier een ‘mooie eerste stap’. ‘Maar hiermee grijp je alleen achteraf in. Als editor wil je niet dat het zover komt, wil je tijdens het review-proces in kunnen grijpen. Daar hebben we tools voor nodig. Het blijkt in de praktijk dat editors dit soort fraude niet goed kunnen detecteren. Velen zijn er niet alert op. En het patroon is soms niet onmiddellijk duidelijk.
Bovendien is dit maar één vorm van citatiefraude. Je kunt ook oneigenlijk artikelen van collega’s pushen of van bepaalde journals waarvan je editor bent. Dat is nog veel moeilijker om aan te pakken. Daarvoor is samenwerking tussen de grote uitgevers nodig.’
Integer onderzoek in 61 normen
Laakbaar gedrag bodemkundige