De groei van de Wageningse studentenpopulatie neemt door de daling van het aantal eerstejaars wel iets af, maar is voorlopig nog niet ten einde. De instroom van nieuwe studenten is namelijk nog steeds flink hoger dan vijf jaar geleden, wat betekent dat er jaarlijks meer studenten bijkomen dan dat er afstuderen.
De daling van de instroom kan wel een dempend effect hebben op de langetermijnprognose, vooral als die daling de voorbode blijkt te zijn van een trend. In dat geval komt het aantal studenten in 2024 mogelijk niet uit op circa 15.000, zoals eerder gedacht, maar eerder op 14.000 tot 14.500 (zie figuur).
De prognoses voor de komende jaren kennen echter veel onzekerheden. Ten eerste is er onduidelijkheid over de gevolgen van de zogeheten ‘demografische dip’. Het aantal vwo-scholieren daalt de komende jaren doordat er minder jongeren zijn. Dat zou tot minder eerstejaars studenten kunnen leiden. Maar hier staat tegenover dat een toenemend aandeel van de vwo’ers naar de universiteit gaat. Daarom denkt het onderwijsministerie dat het aantal Nederlandse eerstejaars studenten de komende jaren toch ietsje blijft stijgen.
Ten tweede is het aantal buitenlandse studenten lastig te voorspellen. Het onderwijsministerie rekent erop dat hun aantal de komende jaren blijft groeien, met name uit de EU. Wageningen, met zijn sterke internationale reputatie, zou daarvan profiteren. Maar de effecten van de Brexit zijn onduidelijk en de instroom van buiten de EU hangt onder meer af van het beurzenbeleid in landen als Indonesië en Mexico. De universiteit heeft daar geen grip op.
Ten derde veranderen de voorkeuren van aankomende studenten. Klimaat, milieu en ‘biobased’ groeien bijvoorbeeld, gezondheid en geesteswetenschappen krimpen. Dat leidt tot verschuivingen tussen de universiteiten, maar die trends moeten zich nog ontvouwen.