‘Transitie naar kringlooplandbouw raakt ook WUR’

De nieuwe Kennis- en Innovatieagenda van het landbouwministerie vergt een ommezwaai in Wageningen, zegt Michel Berkelmans, directeur Agro- en Natuurkennis bij het ministerie. ‘We zitten in een transitieproces naar nieuwe voedselsystemen. Dat vraagt om bezinning van WUR op de eigen organisatie.’
Afgelopen najaar werd de Proeftuin voor Agro-ecologie en Technologie geopend in Lelystad. Daar onderzoekt WUR samen met boeren duurzamere landbouwmethoden, zoals strokenteelt. Foto: ERF bv

De kringloopvisie die minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) afgelopen september presenteerde, krijgt langzaam handen en voeten. De minister presenteerde onlangs een realisatieplan voor de kringlooplandbouw en haar ministerie bracht een bijpassende Kennis- en Innovatieagenda uit. 

Michel Berkelmans was de afgelopen jaren als directeur Agro- en Natuurkennis verantwoordelijk voor het onderzoeks- en innovatiebeleid van het ministerie. Op zijn laatste werkdag in deze functie licht hij de hoofdlijnen van de kennisagenda toe. Vanaf deze maand is hij manager Experimenten Kringlooplandbouw: namens het ministerie geeft hij leiding aan vijf living labs waar de principes van kringlooplandbouw in praktijk worden gebracht. 

‘We moeten niet doen wat we altijd al doen, maar nieuwe stappen zetten’

Michel Berkelmans, ministerie van LNV

Wat is er nieuw aan deze Kennis- en Innovatieagenda?
‘Dit is de eerste kennisagenda waarin we integraal kijken naar ons voedselsysteem. Daarmee willen we aansluiten bij de krachten in de samenleving en de praktijkkennis op het boerenerf. Het is een strategisch verhaal, met als uitgangspunt dat concurreren op kostprijs niet langer houdbaar is en dat het grondstoffengebruik omlaag moet. Er zijn transities nodig en daarom investeren we in living labs, om met elkaar stappen te zetten naar de kringlooplandbouw.

Dat is echt een verschil met zes jaar geleden, toen ik op het ministerie in mijn huidige rol begon. Toen werkten we aan regelgeving en instrumenten, waarbij we onderdelen optimaliseerden. Nu stellen we integrale doelen: we zeggen wat we willen bereiken en zoeken naar ondersteunende regelgeving om tot nieuwe oplossingen te komen. Het is een zoektocht, waarbij we met vallen en opstaan wijzer worden. Daarom sluiten we in ons kennisbeleid bewust aan bij de praktijk in de verschillende regio’s en op boerenbedrijven.’

U gaat het kennisbeleid in de regio’s vormgeven? 
‘Ik ga aan de slag in de vijf living labs voor de kringlooplandbouw in Noord-Nederland, de Achterhoek, Flevoland, De Peel en het Groene Hart. Daar wil ik uitzoeken waar de veelbelovende initiatieven in de praktijk tegenaan lopen. Soms is regelgeving en beleid een probleem en dat ga ik dan terugkoppelen naar de beleidsmakers. Wellicht kunnen we deze knelpunten zo verhelpen.’

Die knelpunten in de kringlooplandbouw zijn het afgelopen jaar toch al aangekaart door de vernieuwende boeren?
‘Er zijn al veel knelpunten aangekaart, maar de aanpak daarvan is weerbarstig. Vaak is er niet één oplossing, maar is de oplossing afhankelijk van het bedrijf en de regio. Ik wil eerst goed luisteren en scherp nagaan waar de wet- en regelgeving wringt. Boeren willen bijvoorbeeld de bodemvruchtbaarheid verbeteren, maar hebben te maken met een mestbeleid dat precisiebemesting soms in de weg staat. Dat mestbeleid is goed doordacht en dient milieudoelen, maar kan dus in de praktijk bij de omslag naar kringlooplandbouw knellen.’

In de kennisagenda staat een kaartje met een lappendeken aan kringloopinitiatieven: living labs, proeftuinen, gebiedscoöperaties. Hoe verhouden die initiatieven zich tot elkaar?
‘Er is veel beweging en energie in de living labs, dat is een mooie ontwikkeling. Boeren, waterschappen en natuurclubs verenigen zich, vaak ook met de provincies en gemeenten erbij. De boeren maken zelf de keuzes, afhankelijk van hun bedrijf en omgeving, dus je krijgt gebiedsspecifieke oplossingen. Uiteindelijk willen we die ervaringen in de regio’s breder ter beschikking stellen aan andere initiatieven, zodat er kennisuitwisseling gaat plaatsvinden tussen de proeftuinen en living labs. Daarin moeten we nog stappen zetten.’

Wat verwacht u van WUR?
‘Van WUR verwacht ik dat ze expertise aandraagt om de transitie naar kringlooplandbouw verder te helpen, zowel inhoudelijk als procesmatig. Verder verwacht ik dat er in de living labs kennis en innovatie wordt ontwikkeld die WUR kan benutten in haar onderwijs en onderzoek. De interacties tussen boeren en onderzoekers moeten sterker worden en het moet van twee kanten komen.’

Er is discussie over de rol van WUR. De een vindt het een monopolist, de ander zegt dat WUR te weinig zichtbaar is in het landbouwdomein. Hoe beoordeelt u WUR?
‘Om te beginnen: in alle rankings staat Wageningen ten minste in de top 3. WUR is een topinstituut dat we keihard nodig hebben. Maar het is niet onze enige kennispartner. Dat sentiment over “monopolist” heeft mogelijk te maken met Wageningen Research, dat na jaren van bezuinigingen eindelijk extra geld heeft gekregen van dit kabinet om zijn kennisbasis te versterken. Daar ben ik blij om, want het fundament onder ons kennissysteem was aan het verzakken. Er zijn dan altijd partijen die geen geld krijgen en teleurgesteld zijn, maar Wageningen Research is geen monopolist; wij zetten ook opdrachten uit bij andere organisaties.

Maar mijn belangrijkste advies is dat WUR goed moet nadenken. We zitten in een transitieproces en dat vraagt om bezinning op de eigen organisatie. De zoektocht naar andere voedselsystemen is iets anders dan vernieuwing van het bestaande systeem. Zo’n omslag vergt jaren en een procesplan. Net als het ministerie van LNV moet ook WUR die omslag maken, zodat Wageningen ons kan helpen tijdens deze voedseltransitie. Daarvoor moeten we niet doen wat we altijd al doen, maar nieuwe stappen zetten. Ik zie dat terug in het nieuwe strategisch plan van WUR, dus het is geen kritiek, maar het is belangrijk te beseffen dat de transitie naar kringlooplandbouw ook WUR raakt. Het is nu zaak dit in de praktijk waar te gaan maken.’

Moet WUR bijvoorbeeld nieuwe verdienmodellen voor boeren aandragen?
‘De roep om nieuwe verdienmodellen komt voort uit de onevenwichtige positie van boeren in de voedselketen, waardoor ze een lage prijs ontvangen, en uit de zoektocht naar beloning voor toegevoegde waarde. Ik zie in de praktijk allerlei initiatieven met een specifiek verdienmodel en het lijkt me interessant om die te onderzoeken: waarom lukt het deze boeren? En is het op te schalen? Ik denk dat WUR – net als het ministerie – veel kan leren van de praktijk.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.