Tekst: Monica Wesseling
Ze stellen speciale eisen aan hun leefomgeving. Kennis van het landschap is daarom onontbeerlijk voor een goede bescherming.
Dat blijkt uit het rapport Wilde bijen en zweefvliegen per landschapstype, opgesteld door onderzoekers van onder meer Wageningen University & Research. Aanleiding voor het onderzoek waren vragen van natuurbeheerders, gemeenten en de landbouwsector over hoe belangrijke bestuivers zoals wilde bijen en zweefvliegen te beschermen zijn.
Specifieke eisen
Om hier antwoord op te vinden, maakten de onderzoekers op grond van bestaande verspreidingsgegevens een lijst van welke bijen en zweefvliegen in welk landschap voorkomen. Elk landschap kent zijn eigen bijen- en zweefvliegbevolking. ‘Beheerders kunnen op grond hiervan maatregelen nemen die zijn toegespitst op de aanwezige soorten dan wel de potentieel voorkomende. Bedreigde bijen en zweefvliegen stellen specifieke eisen aan waard- en voedselplanten, microklimaat en -landschap’, vertelt Jeroen Scheper, onderzoeker bij de leerstoelgroep Plantenecologie en Natuurbeheer en een van de opstellers van het rapport.
Heuvelland
Het rijkst aan bedreigde soorten is het Limburgs heuvelland, gevolgd door het rivierengebied. Beide kennen soorten die uitsluitend in dat landschapstype voorkomen. Het duingebied scoort eveneens hoog. Maar ook urbane gebieden herbergen een flink aantal bedreigde soorten. Hoe meer groen, oude muurtjes, bijenhotels en rommelhoekjes met onkruid, des te rijker.
80 procent van de gewasbestuiving komt voor rekening van 2 procent van de bijensoorten
Uit een eerdere inventarisatie van WUR is bekend dat 80 procent van de gewasbestuiving voor rekening komt van 2 procent van de bijensoorten. Een kwetsbare situatie. Scheper: ‘Voordeel is wel dat met relatief eenvoudige ingrepen zoals het inzaaien van akkerranden, het aantal individuen van de gewasbestuivers op te krikken is. Het handjevol belangrijkste bijen – vooral hommels – is generalist en verre van kieskeurig.’
Slootranden
Met iets meer aankleding van het landbouwgebied, zoals het planten van heggen of het natuurlijker maken van slootranden, kunnen gebiedsbeheerders een klein aantal bedreigde bijen en zweefvliegen terugbrengen. Dat gaat echter alleen op voor soorten die niet al te kritisch zijn en daarmee niet sterk in hun voortbestaan worden bedreigd.
De sterkst bedreigde soorten hebben gerichtere maatregelen nodig, aldus Scheper. Vervolgonderzoek moet nog duidelijk maken welke specifieke eisen de verschillende bedreigde soorten aan hun leefgebied stellen en welke ingrepen dus vereist zijn.