Tekst Luuk Zegers en Gina Ho
Tony Gunawan
Masterstudent Organic Agriculture
‘Toen ik een tiener was ontmoette ik een meisje op Friendster, een socialmedia-platform. We waren drie maanden non-stop aan het chatten en besloten elkaar te ontmoeten op Valentijnsdag. We spraken af in een winkelcentrum, want zo gaat dat in Indonesië. Ik had gigantische verwachtingen en was heel blij om haar eindelijk in het echt te ontmoeten, maar toen we elkaar zagen, waren we allebei eigenlijk een beetje teleurgesteld. Achteraf gezien kan niemand ooit voldoen aan de verwachtingen die je opbouwt in drie maanden intensief chatcontact. Zij twijfelde of ze haar vriendinnen, met wie ze in het winkelcentrum was, moest achterlaten om alleen met mij te zijn. Dat duurde erg lang en dat vond ik irritant, dus stormde ik weg, zoals tieners doen. Toen haar vriendinnen me nariepen, begon ik weg te rennen, en om de een of andere reden begonnen ze achter me aan te rennen. Daar was ik, aan het wegrennen van een groepje meisjes in een gigantisch winkelcentrum, op Valentijnsdag. Sindsdien ren ik bijna nooit meer weg.’
Natascha van Lieshout
Junior onderzoeker bij Plant Breeding, Wageningen Plant Research
‘Toen ik twintig was, ging ik daten met een klasgenoot van me. Helaas had ik zijn naam niet goed gehoord toen ik hem voor het eerst ontmoette, maar hij had erg lang haar, een krulsnor en een sikje, dus hij leek wel op een musketier. Ik dacht dat hij Aramis heette, zoals een van de drie musketiers. We gingen daten, en na een tijdje zei een vriend tegen mij: “zo heet hij helemaal niet”. Maar toen waren we al te lang aan het daten om hem naar zijn naam te vragen, dus ik gebruikte maar gewoon koosnaampjes zoals sweetie. Na zes maanden waren we aan het praten, en ik vertelde hem hoe slecht ik ben met namen onthouden. Toen vroeg hij me opeens: “weet je eigenlijk wel hoe ik heet?” Toen moest ik hem wel de waarheid vertellen. Hij vroeg: “we daten al een half jaar, hoe kun je m’n naam niet weten? Kon je het niet aan m’n vrienden vragen?” Maar al zijn vrienden vonden het juist grappig dat ik zijn naam niet wist, en hij had geen social media, dus ik kon het niet checken. Hij heet Armin, dus ik zat er niet ver vanaf. Het was ongemakkelijk, maar hij vergaf me wel.’
Anoniempje I
Bachelorstudent Gezondheid en Maatschappij (naam bekend bij redactie)
‘Op mijn middelbare school kon je op Valentijnsdag lolly’s naar elkaar sturen. Ik zat in 6 vwo en m’n vriendje zat bij me in de klas. Tijdens het vak Maatschappijwetenschappen werden de lolly’s in onze klas bezorgd. Mijn leraar was een lolbroek en besloot alle briefjes voor te lezen. In het briefje aan mij stond: “mijn lolly krijg je later wel”. Heel de klas barstte in lachen uit, en de leraar ook. Ik schaamde me dood, en mijn vriendje schaamde zich volgens mij nog harder.’
Lukasz Grus
Universitair docent Geo-information Science en onderwijscoördinator Data Science
‘Het is niet een echte faal, maar sinds ik een vriendin heb – nu mijn vrouw – zit ik elke Valentijnsdag in een spagaat. Kerst is een traditie die je van kinds af aan meekrijgt. Je voelt de sfeer als kind, dus daar ontwikkel je een gevoel voor. Maar toen ik klein was, leefde Valentijnsdag hier niet. Het komt van origine niet in onze cultuur voor, dus het voelt als iets dat is opgelegd vanuit Amerikaanse invloeden. Tegenwoordig is begin februari de supermarkt al helemaal rood. Het is een dag die gaat over liefde en gevoelens. Iemand heeft verzonnen: op precies díe dag moet je daar iets mee doen. Dat voelt gemaakt. Toch doe ik meestal wel iets op Valentijnsdag voor mijn vrouw, want zij vind het wel leuk om verrast te worden. En als je niets doet, krijg je ruzie thuis.’
Luuk Zegers
Redacteur onderwijs en student bij Resource
‘Ik was twintig en liep stage in Hilversum. Elke dag na het werk liep ik op Utrecht Centraal langs een tentje waar ze heerlijke appeltaart verkochten en waar toevallig ook een prachtig meisje werkte. Elke dag dat zij daar werkte, moest ik haar mooie lach bewonderen en dus een appeltaartje halen, hoewel ik dat als student natuurlijk eigenlijk niet kon betalen. Op een gegeven moment kon ik eigenlijk geen appeltaart meer zien, maar ik wilde haar nog wél zien. Valentijnsdag kwam eraan, dus ik verzamelde al mijn moed en besloot haar mee uit te vragen. Ze zei “ja, waarom niet?” en ik ging die dag met een brede lach op m’n gezicht naar huis. Toen we eenmaal een drankje deden, bleek helaas al snel dat we elkaar eigenlijk weinig te melden hadden. Na een paar drankjes wilde ik afrekenen. Blieb: geen saldo. Ik had te veel appeltaartjes gehaald om nog voor de drankjes te kunnen betalen.’
Anoniempje II
Masterstudent Plant Sciences (naam bekend bij redactie)
‘Ik had heel leuk contact met een jongen via Tinder. Tijdens het chatten vroeg hij of ik mee ging naar een open dag van een of andere plek waar ze bootmotoren maken. Ik dacht: gekke plek voor een eerste date, maar vooruit! Dus ik ging mee. Toen ik hem in het echt ontmoette, was hij heel anders dan op Tinder. Tijdens het appen praatte hij heel soepel, maar op onze date zei hij bijna niks. Ik probeerde het gesprek gaande te houden door vragen te stellen als: “waar is deze motor voor?” maar het was echt super ongemakkelijk. Dat is Tinder: mensen kunnen er heel anders uitzien in het echt en zich heel anders gedragen. Na zo’n veertig minuten ongemakkelijkheid vroeg hij of ik nog een kopje koffie wilde doen. Ik verzon dat ik een Skype-afspraak had en ben weggegaan.’